Opa en oma zijn meer dan vijfenzeventig jaar samen geweest. Oma is onlangs gestorven. Ze hebben, ondanks wat irritaties, nooit aan elkaar getwijfeld, onder elkaars aanwezigheid geleden of veel ruzie gemaakt. Over de vraag naar het geheim van hun liefde hoefde opa niet lang na te denken: ‘Nooit met een kwaaie kop naar bed gaan, da’s voor die ander niet zo leuk.’
Opa en ik schelen zestig jaar, twee generaties. In evolutionaire termen gezien is dat verwaarloosbaar, maar qua beleving van de liefde lijken we uit verschillende universums te komen. Ik snap zijn voorkeur voor oma’s hutspot, maar wat de liefde betreft is hij voor mij een black box. Geen idee wat hem heeft gedreven. Hij heeft volgens mij nooit de twijfels, moeilijkheden en angsten gehad waar ik mee worstel. Zijn dagelijkse strijd ging over ‘brood op de plank’, niet over te weinig romantiek, lust of passie. Ik deed laatst een nonchalante poging om hem te interviewen, maar hij snapte mijn vragen niet, hoe ik ze ook verwoordde. ‘Andere tijden,’ herhaalde hij, om van het gezeur af te zijn. ‘Waar blijft de koffie?’
De relatie met oma was geen vuurwerk, maar ze leken gelukkig met elkaar. Hun liefde was eenvoudig en lag in het verlengde van hun dagelijkse routines. Hij was fietsenmaker, zij huisvrouw. Samen ontbijten om zeven uur, hij daarna fietsen repareren, zij schoonmaken, samen koffie om tien, dan banden plakken en boodschappen doen, lunch om twaalf uur, weer aan het werk tot vier uur, tijd voor koffie en een dutje, gevolgd door eten koken, want om zes uur gingen ze aan tafel. vervolgens tijd voor tv en krant, tot een uur of tien. Daarna bedtijd met de wekker op halfzeven.
Ergens in dit uurwerk tikte de liefde tussen oma en opa rustig voort. Tot het einde der tijden. Zij waren daarin niet uniek. Mijn andere grootouders deden het net zo. Zij woonden in Spanje, dus dat heb ik minder meegekregen. Het lijkt erop dat zij geen speciale kennis genoten over het hebben van een duurzame relatie. Ze hadden er gewoon geen bijzondere verwachtingen van. Zij eisten weinig en maakten het beste van hun samenzijn. Zo waren ze opgevoed.
Het leeuwendeel van de mensen (dood of levend) zou vinden dat wij hier en nu de liefde en passie schromelijk overschatten. Ze zouden vinden dat we het onszelf onnodig moeilijk maken. Je hebt namelijk geen romantiek en passie nodig – dat is veel te vluchtig. Je hebt meer aan iemand die het dak repareert, een kast in elkaar timmert en de aardappelen haalt, of iemand die je kinderen baart en het huis schoonhoudt. De rest is meegenomen. Liefde en passie zijn pas heel recent het hoofdingrediënt van een relatie. Als je een paar generaties terug (in de negentiende eeuw) al mocht kiezen met wie je wilde zijn, dan was die keuze erg beperkt en liefde stond daarbij heel laag op het verlanglijstje. Daten was geen spannende, verwarrende activiteit zoals bij ons. Je had misschien een paar potentieel huwbare partners in je omgeving en daarvan waren gezondheid en werkkracht belangrijker dan fysieke aantrekkelijkheid of een charmante, aardige persoonlijkheid.
Je had niet alleen een relatie met elkaar, maar met de hele gemeenschap. Omdat mensen vroeger in kleine gemeenschappen leefden was er aan sociale cohesie sowieso geen gebrek. Die werd niet speciaal in een partnerrelatie gezocht. Partnerrelaties stonden in dienst van een groter geheel. Het was een praktische, meestal economisch gunstige afspraak, waarbij ouders, dorpshoofden of religieuze autoriteiten vaak een belangrijke rol speelden. De sociale druk was zo groot dat je er als alleenstaande niet over hoefde na te denken wie voor jou de juiste partner was. Daar kwam weinig vrije wil aan te pas.
Psycholoog Ruut Veenhoven beschrijft in zijn boek De liefde ontleed hoe men elkaar in het negentiende-eeuwse Europa het hof maakte. Het ging er nogal droogjes aan toe:
‘Zij hadden gemeen dat het proces van loven en bieden op de huwelijksmarkt op een tamelijk efficiënte, onpersoonlijke en voor iedereen waarneembare wijze verliep. Vaak was er sprake van een soort roulatiesysteem, waarbij huwbaren tegenover elkaar werden geplaatst en door middel van vaste, veelal non-verbale signalen, te kennen konden geven of ze al dan niet geïnteresseerd waren. Als eenmaal het besluit tot een huwelijk was gevallen, dan schijnt dit meestal geen grote euforie in de aanstaanden te hebben opgeroepen. Afwijzing van een aanzoek gaf meer aanleiding tot gekwetste statustrots dan tot liefdesverdriet.’
Het klinkt als een soort speeddaten, maar dan met bemoeizuchtige ouders erbij. Wij zijn deze ‘methode’ ontgroeid, maar in veel culturen gaat het nog steeds zo: liefde is daar geen individuele aangelegenheid, het wordt je gegeven. En dat is niet ideaal, maar niet kunnen kiezen heeft ook voordelen. De missie wordt daarmee erg simpel. Je wordt gedwongen er samen het beste van te maken en dat werkt in de praktijk verrassend goed – als je tenminste niet wordt gekoppeld aan een afzichtelijke, nare of sadistische partner.
Recent onderzoek naar uithuwelijking wijst hetzelfde uit. Huwelijken die gebaseerd zijn op liefde beginnen vaak goed als het gaat om het ervaren van intimiteit en verbondenheid, maar de ‘cijfers’ dalen behoorlijk na verloop van tijd. Gearrangeerde huwelijken beginnen met een lager gevoelscijfer, maar groeien naar het niveau waarmee de liefdeshuwelijken begonnen. Lastig voor te stellen misschien, maar er zijn aannemelijke redenen voor te bedenken.
Relaties waarin passie en chemie de boventoon voeren zijn op de lange duur minder stabiel dan relaties waarin vriendschap en een overeenkomstige basis centraal staan. Je kunt ervan uitgaan dat uitgehuwelijkte partners (noodgedwongen) vaak veel gemeen hebben qua normen, waarden en herkomst. Een belangrijkere reden: in ‘liefdeshuwelijken’ liggen de verwachtingen hoger, waardoor partners eerder teleurgesteld raken. Verliefdheid als basis van een relatie is vragen om teleurstelling. Je begint in de zevende hemel en alles wat daarna komt lijkt al snel schraal. Al is het maar omdat je lichaam de chemie achter de roes niet kan blijven volhouden.
Hoe we liefde ervaren is dus voor een groot gedeelte een cultuurding. De beperkingen die cultuur en religie ons eeuwenlang hebben opgelegd hebben de liefde werkbaar en duurzaam gehouden. In de vorige eeuw is ons beeld van de liefde en relaties echter drastisch veranderd.
Verstedelijking, individualisering, emancipatie, anticonceptie en later legale abortusmogelijkheden hebben ertoe geleid dat liefde steeds minder een noodzaak werd en steeds meer een keuze. In de loop der jaren, naarmate de democratische principes van vrijheid en individuele verantwoordelijkheid verder raakten ingeburgerd, namen ook de individuele rechten en vrijheden in de liefde flink toe. Die vrijheid was aanvankelijk behoorlijk beperkt als we het vergelijken met nu. Er waren talloze ongeschreven regels die het liefdesleven organiseerden.
Zo was duidelijk rond welke leeftijd je een serieuze relatie diende te hebben en in welke vorm. Alleen vrijdenkers en excentriekelingen deden het op hun eigen vaak promiscue manier, maar het gros hield zich aan de meetlat: tussen je twintigste en dertigste moest je een respectabel iemand hebben gevonden met wie je trouwde, een gezamenlijk huishouden voerde en een gezin stichtte. Scheiden werd niet zomaar geaccepteerd, tenzij je een heel goed excuus had: als je partner bijvoorbeeld losse handjes had of chronisch dronken was.
Maar ook deze ongeschreven regels zijn niet heilig meer. Onder invloed van de hippies werd experimenteren met liefde en seksuele vrijheid een nieuwe norm. Liefde werd steeds meer een feestje om te vieren, minder een instrument om een gezin mee te stichten. Vooral in de flowerpowerperiode vielen veel oude taboes weg. Waar voorheen lusten en voorkeuren werden ingeperkt door de familie en andere autoriteiten, konden de remmen vanaf toen los. De hippies maakten voor ons de weg vrij om de liefde te beleven zoals we zelf willen.
We mogen tegenwoordig doen wat we willen, met wie we willen, waar en wanneer we maar willen. Althans, dat denken we. Nu onze verlangens minder worden ingeperkt door sociale druk en de kans op ongewenste zwangerschap zijn we in zekere zin meer dan ooit overgeleverd aan de grillen van oeroude evolutionaire programma’s. Die krijgen vrij spel. Helaas zijn we niet vrij om onze verlangens te kiezen. Die heb je gewoon. We zijn alleen vrij om ze te uit te leven of te verkennen. En dat leidt tot… zoiets.