Category: Liefde & relaties

De oneerlijke welles-nietesdiscussie: vooroordeel versus goed geïnformeerde mening

Of het nou om een tv-debat of familieruzie gaat, een discussie is onbevredigend, en kan blijvende relatieschade opleveren, als twee mensen NIET over hetzelfde praten. Als ik het wil hebben over de geluidsoverlast die jij veroorzaakt en jij blijft herhalen dat ik gewoon last heb van een slechte muzieksmaak… dan wordt dat een onoplosbare burenruzie.

‘Kan die muziek alsjeblieft wat zachter: ik heb er last van.’
‘Nee echt, je hebt last van een slechte muzieksmaak. Als je het nog een maand aanhoort dan zul je het echt waarderen.’
‘Dat wil ik helemaal niet. Ik wil rustig een boek lezen na tienen.’
‘Dat zeg je alleen maar omdat je niet openstaat voor mijn muziek. Je bent een muzikale xenofoob.’

Dit langs elkaar heen praten is niet altijd meteen duidelijk. Vaak genoeg lijkt het voor de leek alsof twee partijen een redelijke en gelijkwaardige, maar onverenigbare, mening verkondigen. Dit is helaas niet altijd het geval.

Soms (zoals in mijn laatste discussie) heeft de één een onzinnige mening gebaseerd op niets anders dan een onderbuikgevoel en de ander een mening gestoeld op goede argumenten en relevante feiten. Eerlijk debatteren en kunnen toegeven wat je wel en niet weet is noodzakelijk als je tot elkaar wilt komen. Daarom is het goed deze drogredenen te kennen en te vermijden.

Iemand die ze goed kent, zal zich waarschijnlijk niet tot de tenenkrommende discussie verlagen waarin ik gisteren terecht kwam. Het ging over een openbaar debat, dus ik kon er niet zomaar uitstappen. Het was gekmakend. Ik zal hem formulematig uitschrijven, zodat het nog duidelijker zichtbaar wordt wat hier mis gaat. Misschien leer je er iets van.

De ander: ‘Ik vind ZUS van X.’
Ik: Aha, ik begrijp dat je ZUS vindt, maar toevallig heb ik X bestudeerd en de feiten lijken toch echt ZO te zijn.
DA: ‘Maar dat is jouw mening die jij nu heel stellig als een waarheid verkoopt.’
Ik: ‘Nou, ik had ook graag ZUS gevonden, maar nu ik X vanuit verschillende perspectieven heb onderzocht, lijkt het toch echt ZO te zijn. Onderzoek A, B en C bijvoorbeeld zeggen dat het ZO zit en niet ZUS.’
DA: ‘Ja, jij zegt dat wel, maar als ik eerlijk ben, vertrouw ik jouw feiten niet helemaal. Wie ben jij nu helemaal? Ik heb andere feiten gehoord.’
Ik: ‘Ik vind die kritische houding juist prima! Ik heb verschillende bronnen en onderzoeken die ik je kan toesturen en die jij allemaal kunt natrekken. Als je wilt kunnen we het daarover hebben?’
DA: ‘Sorry, ik neem dat niet zo van je aan. Statistiek is ook maar spelen met cijfertjes. En ik heb bovendien zelf meegemaakt dat het ZUS was. En veel mensen om me heen hebben diezelfde ervaring.’
IK: ‘Ja, dat snap ik. Ik heb zelf ook ZUS meegemaakt, maar jouw en mijn persoonlijke kijk zijn per definitie beperkt en bevooroordeeld. Daarom is onafhankelijk statistisch onderzoek zo nuttig… om het grote plaatje in beeld te krijgen. Want die klopt soms niet met wat een individu vanuit zijn kleine bubbel waarneemt. En al die onderzoeken naar X laten dus niet ZUS zien, maar ZO.’
DA: ‘Ja, jij probeert punten te scoren en je gelijk halen, maar ik ken die feiten die jij noemt niet. En sorry dat ik het zeg, maar ik ben allergisch voor dat betweterige toontje van je. Dat roept weerstand op.’
Ik: ‘Ja, ook dat begrijp ik, maar dat is niet relevant voor WAT ik zeg. We hebben het erover of X nu ZUS of ZO is. Ik kom met argumenten en feiten, en daar reageer je nu niet op. En langzamerhand wordt mijn toon inderdaad ongeduldig.’
DA: ‘Ja inderdaad, dit wordt een saaie eenzijdige monoloog waarin jij gelijk probeert af te dwingen. Je drukt me in een hoek. Dat doen fascisten zoals Wilders dus ook.’

(Ik raap ondertussen mijn gevallen onderkaak van de grond. )

Ik: ‘Eh… een fascist? Wilders? Wat heeft dat hier mee te maken. Ja, ik reageer inderdaad kribbig en ik herhaal mezelf, maar nogmaals, mijn toon is verder NIET relevant voor de hamvraag in deze discussie. De vraag is en blijft nog steeds: is X nu ZUS of ZO?’
DA: ‘Tja, en ik voel duidelijk dat het ZUS is en jij hebt het over statistische feitjes die ik niet ken. Dit is dus geen eerlijke discussie. Je wilt gelijk hebben en ik wil jou dat niet geven, en daar kan jij niet tegen. Dat is wat hier aan de hand is.’
Ik; ‘Nee, ik hoef echt niet per se gelijk te hebben, maar ik wil wél een eerlijke discussie, waardoor het nu eens echt over de inhoud gaat en jij reageert op WAT ik zeg, en niet op HOE ik het zeg.’
DA: ‘Sorry, maar zo werkt dat niet voor mij. Ik neem die feiten gewoon niet zomaar aan. Ik ken ze niet en jij probeert ze aan me op te dringen. Daar hou ik niet van. Ik heb het gevoel dat ik niet met je oneens mag zijn. Je laat me niet in mijn waarde.’
Ik: ‘Ik laat je wel in je waarde, maar ik vraag je op op de inhoud te reageren, en nu blijf je jammeren over mijn betweterige toon. Ik word moedeloos: kunnen we ermee ophouden?’
DA: ‘Ook dat nog: op het moment dat het moeilijk wordt, wil je er mee ophouden. Dat laat in ieder geval zien hoe zeker je van je zaak bent…’
Ik: ‘…’

Zo’n discussie kan eindeloos doorgaan, totdat een van beide wijselijk de stekker eruit trekt. Wat wel blijft hangen is een onbevredigend rotgevoel en een hartgrondige hekel aan elkaar. Als je vijanden wilt, moet je vooral discussiëren zoals mijn tegenstander deed. Hecht je aan zowel een eerlijke discussie als een goede relatie dan kun je het beter zo doen:

De ander: ‘Ik vind ZUS van X.’
Ik: Ik begrijp dat je ZUS vindt, maar ik heb allerlei bronnen en onderzoeken bestudeerd die jij allemaal kunt natrekken. We kunnen het over die bronnen hebben?’
DA: ‘Goed, dat moet ik nu maar van je aannemen dan. Stuur die bronnen maar op dan hebben we het er volgende keer over. Misschien klopt mijn gevoel niet met de feiten.’
Ik: ‘Prima, dan kunnen we nu naar het volgende onderwerp.’

Meer lezen? Lees ook dit artikel: Wetenschap is niet zomaar een geloof of mening.

eKudos Nu Jij

Maakt passief Facebook-gebruik ongelukkig?


Het is vast geen verrassing meer
, maar sociale media hebben hun weerslag op de gemoedstoestand. En niet per se positief. Veel mensen gebruiken Facebook op een voyeuristische manier, waarbij ze niet interacteren met anderen maar slechts passief kijken hoe anderen hun ‘leven’ op Facebook delen. De kans is dan groot dat je stemming er slechter wordt dan beter, suggereert onderzoek van de Universiteit van Kopenhagen. Als Facebook-gebruik niet samengaat met interactie op de site dan creëert dat eerder gevoelens van jaloezie en afgunst. Of ergernis. Het geeft je het gevoel dat je een eenzame buitenstaander aan de zijlijn bent die niet echt meedoet. En wie vindt dat nou leuk?

Mijn conclusie: gebruik Facebook vooral om te connecten met mensen. Misschien wel om af te spreken in de echte wereld?

Meer lezen?
Maken sociale media ons eenzaam en ongelukkig?
De narcistische akeligheid op Facebook verklaard

eKudos Nu Jij

Heeft Tinder een negatief effect op zelfwaarde en lichaamsbeeld?

Daar lijkt het wel op. Recent Amerikaans onderzoek laat zien Tinder-gebruikers en negatiever beeld van hun eigen gezicht en lichaam hebben dan singles die de app niet gebruiken. Vreemd genoeg leidde dit volgens het onderzoek vooral bij mannen tot een negatiever zelfbeeld. Onderzoeker Jessica Strübel: ‘We vonden dat actief zijn op Tinder, onafhankelijk van sekse, correleerde met ontevredenheid en schaamte over het eigen lichaam, het internaliseren van maatschappelijke verwachtingen over schoonheid, het jezelf fysiek vergelijken met anderen en een afhankelijkheid van de media voor informatie over aantrekkelijkheid en uiterlijk.’

Het kan zijn dat juist mensen met een lager zelfbeeld zich aangetrokken voelen tot een app als Tinder, maar dat lijkt niet waarschijnlijk. De aard van Tinder maakt mensen noodgedwongen bewust van hun ‘fysieke’ marktwaarde. Bij Tinder gaat het in eerste instantie om uiterlijke schijn en oppervlakkige criteria: pas wanneer je elkaar allebei op het eerste gezicht de moeite waard vind, kun je met elkaar chatten. Als jij een interessant profiel niet terugziet, dan betekent dat dat jij door die persoon zonder pardon bent weggeswipet. Deze onpersoonlijke manier van matchen, geeft de gebruiker het akelige gevoel dat hij oninteressant en vervangbaar is.

Waarom dit, volgens dit onderzoek, vooral de zelfwaarde van mannen een knauw lijkt te geven? De onderzoekers geven geen verklaring. Mijn gok is dat mannen er een minder streng selectiebeleid op nahouden over met wie ze willen daten en daardoor statistisch gezien meer afwijzingen te verduren krijgen. Vrouwen zijn namelijk wel een stuk selectiever. Hierom zijn een aantal goed uitziende, hoogopgeleide mannen ontzettend populair, en worden de middenmoters sneller over het hoofd gezien.

Hoe meer er te kiezen valt, hoe oppervlakkiger hun selectiecriteria worden. Het eindeloos scrollen door al die profielen doet iets raars met je brein.

Punt van discussie: het onderzoek werd gedaan onder 1.317 studenten: bij uitstek een levensfase waarin uiterlijk er zeer toe doet. Het zou goed kunnen dat het lichaams- en zelfbeeld bij volwassenen minder sterk beïnvloed zou worden.

Bron.

Meer lezen over online daten?
Online daten en het keuzeprobleem.
Voordelen van online daten
Nadelen van online daten

eKudos Nu Jij

Waarom jij altijd gelijk hebt (ook als je geen gelijk hebt)

‘Waarom zie je wel de splinter in het oog van je broeder, maar niet de balk in je eigen oog?’ – Jezus Christus, spiritueel leider

Jij en ik leven met een onzichtbare handicap. Een dragelijke, maar serieuze mentale beperking die we ironisch genoeg ‘gezond verstand’ noemen. We denken vaak goede redenen te hebben om iets te vinden, terwijl we in werkelijkheid iets vinden en daar pas achteraf de redenen bij verzinnen. Die blinde vlek spotten we vaak accuraat bij anderen, maar niet bij onszelf.

Een eerste hint dat er iets goed mis is, vind je op de sociale media. Zoals Twitter. Op elk moment van de dag vind je daar intelligente, hoogopgeleide mensen – ook journalisten, deskundigen en hoge piefen met voorbeeldfuncties – die elkaar voor idioot of leugenaar uitmaken. De een weet zeker dat Zwarte Piet racisme is, de ander weet precies het tegenovergestelde. Een ander weet weer zeker dat vaccinaties gevaarlijk zijn, een ander weet dat het pertinent grote onzin is. De meeste discussies –vluchtelingen, Airbnb, Islam of Pokémon – polariseren razendsnel in een spiraal van wederzijdse akeligheid.

Is de diepere les dat de waarheid zich ergens in het midden bevindt? Nee, dat denken alleen luie mensen die zich onvoldoende in de materie verdiept hebben. De werkelijkheid trekt zich niks van onze compromissen en meningen aan. Soms heeft een van beiden gewoon gelijk, en de ander niet. (Maar wie is wie?) Als er al een les is, dan is het dat je nooit zomaar op je eigen brein kunt vertrouwen. Dat ding is namelijk niet gemaakt om zichzelf of de werkelijkheid te begrijpen, het is geëvolueerd om erin te overleven. Ons brein is daarom van nature bevooroordeeld.

Een paar stevige resultaten uit onderzoek:

We verkiezen welbespraaktheid boven eerlijkheid; zelfvertrouwen boven deskundigheid en simpele verklaringen die we begrijpen boven complexe. We schrijven succes aan onszelf toe en falen aan iets of iemand anders (tenzij we depressief zijn, dan doen we het eerder andersom). We zijn geneigd (precies dezelfde) prestaties van vreemden negatiever te beoordelen dan die van mensen uit ‘onze’ groep. We dichten mooie mensen positievere eigenschappen toe dan minder fraaie mensen. Tot slot denken we dat al die blinde vlekken meer voor anderen gelden dan voor onszelf. En die zelfoverschatting is volgens deskundigen precies de reden waarom we die vooroordelen niet corrigeren. We zien, kortom, veel zaken die er niet zijn.

Geloof – hoe onwaar of onzinnig ook – is onze geboortegrond.
Hoeveel illusies er ook zijn, je kunt ze altijd in een van twee categorieën plaatsen: 1) je ziet een patroon of betekenis waar er geen is, en 2) je ziet geen patroon of betekenis waar er wel een is. Mensen zijn vooral gemaakt om aan de eerste illusie te lijden. Die was extreem nuttig om te overleven. In de jungle, waar onze voorouders leefden, kon je er beter van uitgaan dat het struikgeritsel afkomstig was van een gevaarlijk roofdier dan van de wind. In het eerste geval gebeurde er niets, in het tweede geval werd je gedegradeerd tot lunch. Alerte, achterdochtige mensapen overleefden langer en gaven dus ook vaker hun genen door. Jouw en mijn brein zijn een directe kopie van onze conservatieve voorouders.

De defaultpositie van de mens is om er maar vanuit te gaan dat een patroon echt is. Simpelweg íets geloven is voor ons brein natuurlijker dan twijfelen, onderzoeken, experimenteren en testen hoe het écht zit. Dit is een van de redenen waarom veel mensen wetenschap wantrouwen, terwijl wetenschap bij uitstek is ontworpen om menselijke vooroordelen en denkfouten te omzeilen.

Het recept tegen welke illusie dan ook is – hoe kan het anders – de relevante feiten kennen. Maar dan nog, zelfs wanneer je mensen overweldigende bewijzen en goede argumenten tegen hun geloof presenteert, vallen zij er meestal niet vanaf, maar zullen ze dat instinctief juist versterken. Dit wordt ook wel het backfire-effect genoemd.

Een bizar voorbeeld: het is je vast niet ontgaan dat de Aarde – ondanks dat talloze onheilsprofeten haar ondergang regelmatig hebben voorspeld – nog niet is vergaan. Zelfs niet in 2012, het eens zo gevreesde einde van de Maya-kalender. Wat deden al die falende profeten en hun volgelingen eigenlijk met de feiten? Gaven ze toe dat hun geloof niet klopte? Zelden. Meestal werd hun geloof en toewijding juist sterker. Om hun oorspronkelijke geloof te rechtvaardigen gaven ze meestal een deze verklaringen voor de non-gebeurtenis:

1) De letterlijke Apocalyps met aardbevingen, overstromingen en hellevuur werd geherinterpreteerd als een onzichtbaar spiritueel proces (dat alleen de profeet en zijn volgelingen opmerkten).
2) Het was een test: God wilde weten of de profeet en zijn mensen wel écht voor hem door het vuur zouden gaan.
3) De datum werd verschoven vanwege een kleine misrekening van de profeet of een serieuze bedenking van God.

Dit is bijna net zo kras als dat je mij keihard in het gezicht slaat en ik even later (met een zakje ijs tegen mijn wang) mompel dat jij mij nooit met een vinger zou aanraken. Hoe gaat deze feitenontkenning eigenlijk in zijn werk?

Het brein heeft een defensiemechanisme tegen de werkelijkheid.
Een kort zijpad dat je misschien herkent: een waterval aan complimenten voelt een paar minuten lekker, maar één kritische noot – zelfs als het onterecht is – kan voelen als een mokerslag waarvan je de rest van de week moet bijkomen. Verklaring? Informatie die klopt met wat wij sowieso al geloven is niet zo interessant voor ons brein omdat we daar verder geen actie op hoeven te ondernemen. Ons brein is geëvolueerd om extra gevoelig te zijn voor informatie die dat ons wereldje bedreigt. Informatie die ons wereld- en zelfbeeld tegenspreekt doet extra pijn.

Neurowetenschapper Kevin Dunbar onderzocht het backfire-fenomeen ooit met een fMRI-breinscanner en deed een veelzeggende ontdekking: een mensenbrein dat informatie krijgt die strookt met wat het al gelooft, licht op in hersendelen die samengaan met leren en het verwerken van informatie. Bij tegenstrijdige informatie dooft die hersenactiviteit juist wat uit en wordt het brein actiever in gedeelten die samengaan met zelfbeheersing en de onderdrukking van gedachten. Kortom, het brein wordt dan defensief en zoekt naar een manier om de spanning van de tegenstrijdige informatie teniet kan doen. Het komt al snel met argumenten op de proppen – ook hele slechte – om het oorspronkelijke geloof in stand te houden.

Precies hierom hebben goedbedoelde gesprekken om religieuze, ideologische of politieke verschillen te slechten vaak een averechts effect. In plaats dat tegenstanders gemeenschappelijke grond vinden, raken ze gevoelsmatig juist nog meer van elkaar verwijderd. In een bekend Amerikaans onderzoek van Myers en co (1970) werd aan progressieve en conservatieve studenten gevraagd om een paar gevoelige politieke issues met elkaar te bespreken. Het resultaat: slechts door met elkaar te praten werden de conservatieven conservatiever en de toleranten nog toleranter. Groepspolarisatie wordt dit genoemd: iets wat op dit moment door sociale media als Twitter in rap tempo gebeurt.

Het backfire-effect geeft ook onzinnige complottheorieën extra brandstof. Complotdenkers zien zowel het gebrek aan bewijs als een tegenbewijs vaak juist als ‘bewijs’ van een goed georganiseerde cover-up die bewijzen wegmoffelt of manipuleert. Soms klopt het, maar als zelfs het gebrek aan bewijs wordt gezien als bewijs, dan is the sky the limit. Op internet vind je tal van hardnekkige en bizarre complottheorieën die wereldwijd al jarenlang door grote groepen aanhangers worden geloofd. Ze kunnen – gezien de tegenstrijdige theorieën die in omloop zijn – alvast niet allemaal waar zijn.

Het probleem met internet is dat het als een spiegelpaleis functioneert. Je checkt al snel de sites die jouw eigen ideeën terugkaatsen en negeert corrigerende informatie. Hierdoor kom je steeds vaster in je eigen ‘werkelijkheidsbubbel’ te zitten. In een langdurend onderzoek op Facebook (2010-2014) van Vicario et al. bleek dat internetters vooral informatie delen die strookt met hun vooroordelen zonder nog te letten op feiten en betrouwbaarheid van die informatie.

Ik zal hierdoor vast wat haters krijgen, maar het backfire-effect verklaart ook het huidige succes van de populaire antivaccinatie-lobby. Ondanks dat de wetenschappelijke consensus overweldigend is dat vaccinaties niet alleen miljarden levens redden, maar ook relatief veilig zijn, ziet de antivaccinatie-brigade het als een complot van de farmaceutische industrie, de mainstream media, de overheid, de wetenschap en reguliere geneeskunde om gezonde mensen voor hun eigen doelstellingen (geld en macht) te vergiftigen. In een onderzoek Van Nyhan & Reifler (2015) werden antivaccinatie-sympathisanten willekeurig in groepjes geplaatst om te zien welke van twee methodes het meest efficiënt waren om hen enigszins aan hun standpunt te laten twijfelen. De ene groep kreeg een rationele samenvatting van wetenschappelijk onderzoek, in de andere groep werden vooral emotionele argumenten gebruikt die duidelijk aantoonden hoe vreselijk de gevolgen konden zijn voor niet-ingeënte kinderen. Het resultaat? In beide groepen werd het anti-vaccinatie-sentiment juist sterker. Een bevestiging van het backfire-effect.

Ik wil niemand belachelijk maken, want we zijn allemaal geboren complotdenkers. Antropoloog Pascal Boyer deed ooit onderzoek onder verschillende natuurvolkeren en ontdekte dat zij allemaal een geloof deelden in onzichtbare entiteiten die het leven achter de schermen regelden. Bliksem, griep, een slechte oogst, winnen met voetbal: allemaal het werk van Goden, engelen, demonen, natuurgoden, complotten of aliens. Vooral in onzekere situaties hangen we liever een schijnverklaring aan dan te erkennen dat we het gewoon niet weten. Waarom tolereren we onzekerheid zo slecht?

De linkerhersenhelft: de fantast in ons brein.
Mensen zijn zowel in staat tot verbluffende inzichten en uitvindingen als ongelofelijke waanzin en domheid. Soms tegelijkertijd. Je kunt bijvoorbeeld een wiskundig genie zijn en tegelijkertijd geloven dat bruine bonen kwaadaardig zijn (Pythagoras). Je kunt in je eentje de zwaartekrachttheorie hebben uitgedacht en ondertussen geloven dat het doel van dit leven is om goud uit koper te maken (Isaac Newton). Je kunt de hele mensheid hebben verlicht met je uitvindingen en ondertussen drie keer angstvallig om elk gebouw heen moeten lopen voordat je er naar binnen durft (Nicola Tesla). Niemand is alleen maar slecht of gek, en niemand is alleen maar goed of wijs.

Wat is het mechanisme waardoor zin en onzin vaak in één en dezelfde schedel kunnen samengaan? Het lijkt er haast op dat er twee personen in ons hoofd zitten. En hoe belachelijk dit ook klinkt, misschien is dat niet eens zo ver van de werkelijkheid.

Ons brein bestaat uit twee hersenhelften die, ondanks dat zij continu met elkaar communiceren via de hersenbalk (corpus callosum), ook geheel zelfstandig van elkaar functioneren. Hoewel we voor veel taken beide helften nodig hebben, heeft elke helft een unieke kijk op de werkelijkheid. De linkerhelft is het analyserende gedeelte: het vereenvoudigt en verdeelt de werkelijkheid in hokjes, labels en oorzaak-gevolgrelaties. Het is gespecialiseerd in taal, rekenen en logisch en lineair nadenken. Het is ook dat deel dat dit artikel nu probeert te snappen en er een eigen oordeel over vormt. De rechterhersenhelft ervaart de werkelijkheid meer op een holistische manier. Je kunt dit deel zien als het waakzame, zintuiglijke, empathische en creatieve gedeelte: je intuïtie. Het is dit deel dat jou laat opschrikken als het iets verdachts hoort of verdriet in de stem van je geliefde hoort. Het ziet verbanden die de linkerhelft mist. De beschouwende rechterhelft informeert de uitvoerende linkerhersenhelft over hoe het gezamenlijke doelen kan bereiken, de linkerhelft bepaalt meestal het uiteindelijke beleid en voert het uit.

Over het algemeen functioneert dit huwelijk vrij harmonieus. En dat is maar goed ook, want beide helften hebben elkaar hard nodig. Onze beslissingen worden vaak door inzichten van beide hersenhelften geïnformeerd, maar soms is hun communicatie verstoord. In je eigen leven herken je het misschien door dit soort uitspraken: ‘Ik weet niet wat het is: die vrouw lijkt heel aardig, maar toch vertrouw ik haar niet.’ Of: ‘Ik weet verstandelijk dat dit een heel pijnlijke situatie is, maar ik voel het nog niet.’ In het eerste geval voelt je rechterhelft iets wat je linkerhelft nog niet in woorden kan uitdrukken. In het tweede geval voorziet de linkerhelft een gevolg dat de rechterhelft nog niet bevat.

De sterke ‘onafhankelijkheid’ van beide helften bleef heel lang onopgemerkt, totdat hersenwetenschapper Roger Sperry patiënten onderzocht bij wie de hersenhelften operatief volledig van elkaar gescheiden waren. Deze mensen lijken vrij op het eerste gezicht normaal, totdat je je goed onderzoekt. De conclusies zijn niets meer dan verbazingwekkend: het lijkt er sterk op dat deze mensen uit twee onafhankelijke personen bestaan, met eigen geheugens, identiteiten en verlangens. Voor dit artikel relevant: telkens waarin expliciet aan de rechterhelft werd gevraagd iets te doen (zonder medeweten van de linkerhelft) verzon de linkerhelft daar achteraf een totaal uit de duim gezogen verhaaltje bij waarom dat gebeurde. Als de rechterhelft een smiley face natekende omdat het dat net op een beeldscherm had gezien, en de linkerhersenhelft moest verklaren waarom dat getekend werd, dan antwoordde het iets onzinnigs als: ‘Hoezo? Wil je dat ik een verdrietig gezicht teken? Ik zie graag gelukkige gezichten.’

Het is de dominante linkerhersenhelft die alles verklaard hebben, zelfs als het geen of onvoldoende kennis van zaken heeft. De linkerhelft komt niet alleen met versimpelde versies van de werkelijkheid, maar ook met onzinnige verklaringen voor wat er gebeurt. En het is er heel slecht in dat eerlijk te erkennen. Talloze onderzoeken naar gezonde proefpersonen laat hetzelfde zien. De linkerhersenhelft is een zwamneus. In een ander grappig onderzoek werd vrouwen gevraagd te kiezen tussen twee nylon panty’s. De vrouwen kwamen stuk voor stuk met aannemelijke argumenten waarom ze de ene en niet de andere panty kozen: ze noemden subtiele verschillen in textuur, kleur of kwaliteit. In werkelijkheid waren het identieke panty’s. Zij rationaliseerden hun keuze zonder dat er enige reden voor was.

Wetenschapsjournalist Rita Carter geeft in haar boek Mapping the mind een goede evolutionaire reden waarom we deze blinde vlek zouden kunnen hebben: ‘De menselijke soort is zover gekomen door het vormen van complexe sociale structuren – van een groep jagers tot een politieke partij – en ervoor te zorgen dat deze harmonieus functioneren. Om een groep te laten functioneren is het nodig dat we er vertrouwen in hebben, en om er vertrouwen in te hebben, moeten we geloven dat deze organisaties gebaseerd zijn op gezonde, rationele beslissingen.’ Op dezelfde manier geeft het rationaliseren van onze beslissingen onszelf het gevoel dat wij geestelijk gezond zijn.

Misschien wordt het inmiddels tijd voor de volgende evolutionaire stap. De ‘linkerhersenhelften’ hebben een zootje van deze wereld gemaakt. We hebben nu vooral mensen nodig die gezond wantrouwen koesteren tegen die onuitputtelijke verklaringswaan van hun linkerhersenhelft. Dan kunnen we misschien samen uitzoeken hoe het wel zit.

Zoals Bertrand Russel, filosoof, ooit al zei: ‘Het probleem met de wereld is dat de idioten zeker van zichzelf zijn en de intelligenten vol zelftwijfel.’

eKudos Nu Jij

Mars en Venus, gezellig op planeet Aarde


Als psycholoog/relatietherapeut word ik vaak geïnterviewd over verschillen tussen mannen en vrouwen. ‘Waarom ze zo anders omgaan met ruzie, geld, sport, humor, seks, competitie, angst…’ – verzin het maar. Het is een onuitputtelijk onderwerp voor vrouwenbladen, en meestal een bron van ergernis voor mezelf. Hoe genuanceerd ik mezelf ook uitdruk, als ik het artikel teruglees, kom ik er bijna altijd uit tevoorschijn als de clichématige seksist. Dat zegt meestal meer over de journalist, dan over mij.

Eén interview in de Linda liet mij iets zeggen als: ‘Vrouwen zijn zeiksnorren.’ Dit uit de duim gezogen citaat stond nota bene als kop bij het artikel. Het was de eerste keer dat ik na een interview zowel romantische koffieverzoeken als haatmail kreeg. De enige vrouw met wie ik vervolgens koffie dronk, vond mij te saai voor een vervolgdate. Prima, ik vond haar een eh… zeiksnor en was volledig sufgepraat. Maar dit terzijde.

Op mijn blog heb ík het voor het zeggen en wil ik enkele misverstanden rechtzetten: hoe verschillend zijn mannen en vrouwen nu echt? Komen vrouwen en mannen van verschillende planeten, zoals de zoetsappige psycholoog John Gray ooit beweerde in zijn bestseller ‘Mannen komen Mars, Vrouwen van Venus’? En zo ja, zijn de verschillen aangeboren of aangeleerd?

Evolutie, seks en liefde
Bijna alle biodiversiteit op deze planeet is het resultaat van seks. Heel veel seks. Grof gezegd: niet God heeft de wereld zorgvuldig uitgedacht, wat je ziet is vrij toevallig bij elkaar geneukt. Twee organismen die zich op mysterieuze manier tot elkaar aangetrokken voelen om genen uit te wisselen. Waarom is dat eigenlijk nuttig? De biologie geeft het volgende antwoord: als de genen van twee wezens zich mengen, behoud je hopelijk het beste van twee werelden, en ontwikkel je nageslacht dat beter bestand is tegen de wreedheden van het leven, zoals parasieten en virussen. De evolutietheorie stelt dat ons belangrijkste levensdoel is ingebakken: genen doorgeven. Ons leven staat daarom – onbewust of bewust – in het teken van seks. Dat wij dit tegenwoordig liefde noemen, maakt de natuur geen zier uit. Als iets de voortplanting (lees: seks) niet in de weg staat, vindt Moeder Natuur het prima.

Veel individuele misverstanden en ergernissen tussen mannen en vrouwen zijn terug te voeren op het feit dat ze evolutionair gezien iets andere belangen hebben. Omdat seks voor de vrouw nogal gevolgen kan hebben – negen maanden zwangerschap en een kleine huilebalk – zal ze van nature selectiever zijn, en op andere zaken in een potentiële partner letten dan een man. De vrouw kan haar pijlen beter richten op een stabiele, betrouwbare man die zijn schaapjes op het droge heeft en lief doet tegen haar poedeltje. Zo’n man kan en wil waarschijnlijk beter voor zijn gezin zorgen. Een man heeft iets andere belangen. Om te zorgen dat zijn genen overleven is het nuttig z’n zaad bij een vruchtbare (lees: jonge) vrouw te deponeren en – als ie ermee wegkomt – dit kunstje bij meerdere vrouwen te herhalen. Deze karikaturale versimpeling van de evolutieleer zien we in de werkelijkheid terug wanneer een bloedmooie, jonge vrouw verkering heeft met een rijke, afgeleefde zakenman die vreemdgaat.

Ondanks alle emancipatie van de afgelopen eeuw, zit hier statistisch gezien nog steeds een kern van waarheid in.

Onderzoek laat zien dat moderne vrouwen op datingsites meer dan mannen letten op (sociale) status, inkomen, opleiding en beroep van hun potentiële partners. Het is een eerste garantie dat een man zich kan focussen op de lange termijn, en dat je wat aan hem hebt. Het verklaart ook waarom veel vrouwen (45 procent) precies dezelfde man aantrekkelijker vinden wanneer ze horen dat hij al bezet is. Ook dat is een garantie dat hij deugt: hij is immers al goedgekeurd door een andere vrouw. Mannen letten weer iets meer op schoonheid en tekenen van jeugdigheid bij hun partners. Daarbij hebben ze meer drang tot seks met verschillende partners en zijn ze minder veeleisend in hun seksuele encounters. Aan de andere kant is voor de gemiddelde vrouw een stuk makkelijker een seksueel avontuur te krijgen: in de praktijk gaan – hoe kan het ook anders – mannen en vrouwen dus ongeveer even vaak van bil (alleen mannen hebben de neiging het aantal veroveringen te overdrijven, terwijl vrouwen het downplayen). Ook gaan ze even vaak vreemd. Daarover straks meer.

Verschillende lichamen, verschillende psyche?
Kracht, lengte, vorm, stem, botstructuur. Dat er fysieke verschillen is overduidelijk, maar in hoeverre die M/V-verschillen ook gelden voor de menselijke psyche is nog altijd het onderwerp van debat. Onderzoeken laten bijvoorbeeld (kleine) verschillen in hersenstructuur en cognitieve vaardigheden zien, maar het is onduidelijk in hoeverre die verschillen aangeleerd of aangeboren zijn. Onze hersenen zijn plastischer dan voorheen werd aangenomen. De menselijke geest is een selffulfilling prophecy-apparaat en mannetjesbaby’tjes vanaf dag één anders behandeld dan vrouwtjesbaby’s. Deze jarenlange conditionering laat zich – net zoals andere aspecten van de opvoeding – uiteraard ook in de volwassen hersenen gelden. Je wordt psychische gezien ten dele wat je doet. De hersenen van een kind met een intellectuele opvoeding zullen licht verschillen van een kind dat vooral een lichamelijke opvoeding krijgt.

Maar omdat grote verschillen tussen mannen en vrouwen pas ontstaan rond de puberteit, kun je een deel van de verschillen veilig aan geslachtshormonen toeschrijven (zoals het ‘mannelijke’ hormoon testosteron en het vrouwelijke hormoon ‘oestrogeen’). In de puberteit maakt een mannenlichaam zo’n tien keer zoveel testosteron aan als een vrouwenlichaam. Vrouwen maken meer oestrogenen aan. Deze hormonen – die sterk met andere hormonen interacteren – katalyseren behalve allerlei fysieke veranderingen, ook complexe veranderingen in verlangens, gevoelens en gedrag. Testosteron stimuleert het beloningsgebied in de hersenen en kan verklaren waarom mannen meer risico nemen en competitiever zijn dan vrouwen. En oestrogeen – vooral in combinatie met het knuffelhormoon oxytocine – heeft een groot effect op sociale relaties. Dit kan helpen verklaren waarom mannen iets taak- en resutaatgerichter zijn, en vrouwen meer empathisch, meer op relaties zijn gericht en iets beter kunnen multitasken. Mogelijk een erfenis uit het jager-verzamelaartijdperk waarin mannen soms dagenlang op jacht gingen, terwijl vrouwen ondertussen op het thuisfront moesten zorgen dat het er geolied aan toeging.

Conclusie: er bestaan (zichtbare en onzichtbare) fysieke verschillen tussen mannen en vrouwen, maar die worden door culturele verwachtingspatronen en jarenlange conditionering vaak schromelijk overdreven. Bovendien lijkt het erop dat mannen en vrouwen steeds meer op elkaar zijn gaan lijken.

Wat vreemdgaan zegt over M/V-verschillen?
Een interessant weetje: de mate waarin een diersoort ‘monogaam’ is zegt veel over eventuele sekseverschillen tussen mannetjes en vrouwtjes. Biologen hebben ooit een simpele regel ontdekt: hoe groter de verschillen in gewicht tussen mannetjes en vrouwtjes, hoe minder monogaam die diersoort is. Als de mannetjes van een diersoort relatief groot zijn, duidt dit erop dat de vrouwtjes voor de grootste en sterkste partners gaan. Daarmee worden fysieke verschillen tussen mannen en vrouwen evolutionair gezien beloond en kunnen de mannen alsmaar groter worden. Zo kun je verklaren dat mannelijke walrussen tot vier keer het gewicht hebben van de gemiddelde vrouwelijke walrus. Ze kunnen gemakkelijk door zo’n beest verpletterd worden, maar toch vallen ze allemaal voor het grootste exemplaar dat ze kunnen krijgen.

Mensmannen zijn slechts tien procent groter en twintig procent zwaarder dan vrouwen. Dit betekent dat mensen behoorlijk monogaam zijn in vergelijking tot andere diersoorten en veel op elkaar lijken. We vinden onze gelijken slechts in een paar andere diersoorten zoals zeepaarden, knobbelzwanen, muskusratten, bevers, reebokken, woelmuizen en gibbons. Maar dit was niet altijd zo.

De mens leeft vermoedelijk zo’n twee miljoen jaar relatief monogaam. Voor die tijd waren de lengteverschillen tussen man en vrouw stukken groter, wat wijst op een minder harmonieus seksleven, met meer concurrentie tussen mannetjes zoals we nu nog bij gorilla’s zien die in een haremsysteem leven. De leider van de groep mocht als eerste kiezen met wie hij wilde paren en de andere mannetjes moesten zich zien te redden met wie er overbleef. Volgens evolutionair bioloog Sergey Gavrilets bedachten vrouwen op een bepaald moment in de menselijke evolutie dat het nuttig was om vooral de mannetjes toe te laten die hen te eten gaven. Een ruilvoorstel dus: ‘Als jij mij eten geeft en beschermt, geef ik jou seks.’ Uit dat simpele idee ontstonden vaste banden die uiteindelijk leidden tot exclusiviteit en regels als het huwelijk, zoals wij die nu kennen. Vrouwen beloonden niet meer de grootste en sterkste man, maar zochten meer sociale en monogame mannen. Sindsdien groeien mannen en vrouwen steeds verder naar elkaar toe.

De verschillen vallen op, de overeenkomsten zijn groter
Hoewel de verschillen tussen mannen en vrouwen vaak interessanter zijn en meer opvallen, zijn de overeenkomsten nog altijd veel talrijker. Vrouwen en mannen komen niet van verschillende planeten, John Gray zwamt. Ook zijn ze niet zo verschillend in wat ze van elkaar willen. Als je tegenwoordig aan een willekeurige groep mannen en vrouwen vraagt wat ze in een partner zoeken dan staan vertrouwen en begrip bij allebei op een grote nummer één, boven een mooi uiterlijk, veel geld, goede seks of een bijzondere status. Mensen zoeken uiteindelijk vooral herkenning en begrip in een ander, een maatje bij wie ze zich thuis voelen. Een partner die ze kunnen vertrouwen en die er door dik en dun zal zijn. Natuurlijk, zonder die wederzijdse klik of lichamelijke aantrekking zal er niet veel gebeuren, maar in de praktijk blijkt dat meer te maken te hebben met het creëren van een leuke band dan met een kille evolutionaire onderhandeling.

Onderzoek laat ook zien: voor een duurzame band helpt het als je voldoende op elkaar lijkt. Zoek dus vooral een partner die van dezelfde planeet lijkt te komen en die makkelijk mengt met de rest van je leven. Mensen die op elkaar lijken, hebben over het algemeen minder communicatieproblemen, hoeven zich minder aan elkaar te passen en hebben meer voor elkaar over. Dat geeft bevredigender relaties. Er is hoop voor de liefde!

eKudos Nu Jij

Waarom partners meestal ongeveer even aantrekkelijk zijn?

Soms, als ik alleen op een terras zit en niet naar mijn iPhone staar, kijk ik naar langslopende stelletjes. Altijd grappig om te zien wie met wie eindigt. Meestal is dat niet zo’n verrassing: partners lijken vaak elkaar. Niet letterlijk, maar partners matchen vaak qua aantrekkelijkheid. Een vrouw die van het voltallige terras gemiddeld een zeven zou krijgen, heeft meestal ook een zeven als man. En een negen zie je vaak met een andere negen.

Natuurlijk, beauty is ook in the eye of the beholder, maar wat mensen aantrekkelijk vinden wordt over het algemeen bepaald door een vrij simpele door de evolutie gestuurde formule. Stel dat je alle mannen op de wereld in een blender zou stoppen om daar de ultieme gemiddelde man van te maken: zie daar de perfecte tien. En voor de vrouwen geldt hetzelfde. We houden heus van bijzonderheden – een uitstekende tand, een aparte neus of een licht omhooggetrokken mondhoek – maar dan het liefst bij mensen die verder vrij gemiddeld en symmetrisch zijn. Dat zijn over het algemeen gezonde mensen met een goed immuunsysteem. Een ‘gezond’ uiterlijk is een eerste garantie op gezonde kindjes.

Hoewel mensen graag fantaseren over een relatie met een aantrekkelijkere partner, laat onderzoek zien dat de meeste mensen zich het meest thuis voelen bij iemand die hen fysiek evenaart. Partners die duidelijk niet matchen qua uiterlijk hebben statistisch gezien minder duurzame relaties. Zo’n relatie zal eerder op de klippen lopen. Waarom? Het groene monster. In relaties waar de ene partner een stuk aantrekkelijker is, komt veel vaker jaloezie om de hoek kijken. Om onzekerheid en afwijzing te voorkomen, zoeken mensen tijdens het daten dus vaak op matchende uiterlijke kenmerken. Iemand die ongeveer even knap is, laat ons minder aan onze eigen aantrekkelijkheid twijfelen.

De uitzonderingen bevestigen de regel. Af en toe zie je inderdaad een man met een vrouw aan de hand die fysiek duidelijk zijn meerdere is. Andersom zie je het ook, maar een stuk minder. Vrouwen zijn over het algemeen iets gevoeliger voor de sociale status en portemonnee van een man, mannen zijn meer gespitst op fysieke eigenschappen van een vrouw. Hierom hebben bekende mannen met het uiterlijk van een aardappel soms toch een uitzonderlijk mooie vrouw. Zoals Salman Rushdie en zijn toenmalige vriendin en ex-model Padma Lakshmi. Charisma, humor, geld, charme, intelligentie of sociale manipulatie kunnen het gebrek aan fysieke fraaiheid best compenseren. Het gebrek van de ene ‘attractor’ wordt vaak gecompenseerd door een andere. Zo zie je ook vaker geestelijk getroebleerde mensen met een mooi uiterlijk samenklonteren met een minder mooie, maar geestelijk stabiele partner.

Ondanks dat relaties met ongeveer even aantrekkelijke partners het meest duurzaamst blijken, is er een uitzondering: als twee fysiek niet-matchende partners daarvoor langere tijd als vrienden met elkaar omgingen is de kans op een fijne, duurzame relatie wel weer een stuk groter. Aldus dit onderzoek. Als de connectie zich al bewezen heeft en er voldoende seksuele aantrekkingskracht is, wordt fysieke gelijkwaardigheid iets minder belangrijk gevonden.

Bron: The Social Psychology of Attraction and Romantic Relationships (2015). Madeleine A. Fugère, Jennifer P. Leszczynski, Alita J. Cousins.

eKudos Nu Jij

Tien, nee elf open deuren over geluk (waar bijna iedereen aan voorbijloopt)

1. Allereerst, wat is geluk nou eigenlijk?
Geluk is niet iets waar je lang over na moet denken of hard naar op zoek moet gaan. Mensen die dat doen, zijn meestal ongelukkig. Want wat is dat geluk nu helemaal waarnaar mensen zo verlangen? Het antwoord is ontnuchterend: geluk ontstaat pas op het moment dat er geen drang is om het heden te willen veranderen. Het is niets meer dan tevredenheid in of met het huidige moment – zonder verdriet en spijt over wat geweest is, zonder zorgen over de toekomst. Het is een hier en nu-ding. Mensen die gefocust zijn op wat ze op dat moment aan het doen zijn – of dat nou schilderen of afwassen is – zijn gelukkiger dan mensen die dagdromen, tobben en piekeren.

2. Verwacht dus niet dat je het Grote Geluk in de toekomst zult vinden
Omdat het eerste punt wat karig klinkt, hopen mensen het Grote Nooit Aflatende Geluk ooit in de toekomst te vinden. Mensen hebben allerlei veronderstellingen over wat hen gelukkig dan wel ongelukkig zal maken, en ze proberen het een na te streven en het ander te vermijden, maar onderzoek laat zien dat ze hun doel eigenlijk altijd voorbijschieten. Hoeveel status en geld ze ook vergaren, hoe knap de persoon ook is met wie ze verkering hebben, hoeveel Facebook-vrienden ze ook hebben, veel gelukkiger worden ze er niet van. Als mensen genoeg hebben om in hun basisbehoeften te voldoen, blijkt meer, beter, hoger en knapper hen niet gelukkiger te maken.

Waarom is het eigenlijk het zo lastig gelukkig te zijn of te voorspellen wat je gelukkig maakt?

3. Jouw brein is helemaal niet gemaakt om je gelukkig te maken
Ben jij geen vrolijke Frans? Pieker je ’s nachts over jouw toekomst en die van je geliefden? Raak je van de kaart door de toenemende rimpels op je voorhoofd? Angstig over de reorganisatie op je werk? Praat je regelmatig op een minachtende toon tegen jezelf? Gefeliciteerd, je brein werkt precies zoals het hoort! Jouw brein is geëvolueerd om je te helpen overleven, niet om je gelukkig te maken. Het brein is een alarmsysteem en probleemoplosser ineen, geen geluks- en euforiefabriek. Denk dus niet dat er iets mis met je is als je regelmatig ongelukkig bent. Je brein is allereerst ‘gemaakt’ om jou (en eventuele nakomelingen) een veilige toekomst te garanderen, niet om jou permanent in een toestand van gelukzaligheid achterover te laten leunen. Ons brein verwart vooruitgang/succes/geld/status hierom met geluk.

4. Meer vrijheid en mogelijkheden = minder geluk?
Een bizar feit: jij en ik hebben meer vrijheid, mogelijkheden en weelde dan al onze voorouders bij elkaar. Bovendien hebben we (op papier) allemaal dezelfde kansen en mogelijkheden om een groots en meeslepend leven te creëren. Leve de vooruitgang? Het lijkt paradoxaal, maar de moderne welvaartmaatschappij maakt het juist lastig om domweg tevreden te zijn. Het idee dat het leven maakbaar is, geeft veel mensen eindeloze inspiratie en brandstof, maar levert in de praktijk juist veel opgejaagde, ongelukkige zieltjes op. Mensen die continu nadenken over wat hen gelukkiger en succesvoller kan maken, en ondertussen hun leven in het hier en nu verwaarlozen. De drang om alles uit het leven te halen laat mensen teleurgesteld, leeg en verward achter. Door de illusie van maakbaarheid leggen mensen de drempel voor geluk torenhoog en zoeken ze vaak naar de verkeerde dingen op de verkeerde plekken. Moderne mensen zijn neurotische zoekers geworden, geen vinders.

5. Mensen hebben een relatief stabiele geluksbasis
Tegen hun verwachtingen in blijven mensen gemiddeld ongeveer even (on)gelukkig, hoeveel ze ook voor- of achteruitgaan. Het meest verbijsterende voorbeeld hiervan is een onderzoek van ‘geluksprofessor’ Dan Gilbert. Of mensen nou de loterij wonnen of verlamd raakten, het had uiteindelijk veel minder impact op hun geluksniveau dan ze van tevoren verwachtten. Sterker nog: na een jaar waren die mensen over het algemeen even gelukkig als voor het winnende lot of tragische ongeluk. Bijna alles went (behalve interpersoonlijke conflicten, geluidsoverlast, pijn en echte armoede). Hoe gelukkig of ongelukkig je bent is voor zo’n vijftig procent afhankelijk van je genetische make-up (zo blijkt o.a. uit tweelingonderzoek). Slechts zo’n tien procent is afhankelijk van je omstandigheden (zoals werk, levensfase, politiek klimaat). En dan nu het echt goede nieuws: de overblijvende veertig procent is afhankelijk van hoe je naar het leven kijkt. En dat is met een beetje wils- en daadkracht te beïnvloeden.

Dus, hoe kun je iets gelukkiger worden? (Open deuren-alert!)

6. Wees dankbaar voor wat er wel in je leven is
Als je succesvoller en rijker wilt worden is het goed te focussen op wat er mist in je leven. Daar ga je harder door werken. Maar om iets gelukkiger te zijn kun je beter dankbaar zijn voor wat er wél in je leven is. Geluk is een levenshouding, niet iets dat je kunt bezitten. Mensen die ontevreden zijn, zullen vaak harder werken om hun leven beter maken – en dat is soms broodnodig – maar het is goed te realiseren dat alles wat wij in de toekomst proberen te bereiken – mooi huis, diploma, strak lichaam – belooft dat we eindelijk kunnen genieten wanneer we dat eenmaal hebben. We zoeken dus eigenlijk naar voldoende redenen om nú te kunnen genieten. Hoewel het kunstmatig klinkt kun je dankbaarheid best leren. Onderzoek laat zien dat het dagelijks opschrijven of benoemen van drie zaken die wél goed gaan in je leven significant gelukkiger kan maken.

7. Stop met positief denken, doe aan positieve actie
Onderzoek laat zien dat positief denken helemaal niet zo positief uitpakt. Wil je meer succes in je veranderpogingen en gelukkiger zijn? Verander je gedrag. Anders doen lijdt bijna automatisch tot anders voelen en denken. Daadkracht heeft twee grote voordelen boven nadenken. 1. Je gevoel verandert er direct door. Zelfs zoiets simpels als een potlood tussen je tanden doen, kan gelukkiger maken: het activeert je lachspieren en je hersenen maken daar de bijhorende geluksstoffen bij aan. 2. Daadkracht vergroot automatisch kansen en mogelijkheden. Ongelukkige mensen gaan ervan uit dat gelukkige, succesvolle mensen intelligenter, knapper, rijker of charmanter zijn dan zijzelf. Goed nieuws: dat klopt niet. Geluksvogels zijn eigenlijk alleen iets actiever. Die had je vast niet zien aankomen. Mazzelaars zijn geen zondagskinderen met beter karma dan jij en ik, ze zijn vaak op het juiste moment op de juiste plek, omdat ze op meer plekken komen. Het is een kwestie van statistiek.

8. Stop met piekeren, leer je aandacht focussen
Onderzoek laat zien dat mensen minstens de helft van de tijd bezig zijn met dagdromen, piekeren en tobben en dat het precies die ongecontroleerde, innerlijke monoloog is die ze ongelukkig maakt. Hoe meer de hersenen in het verleden aan het graven zijn of de toekomst proberen te beheersen, hoe meer de aandacht verschuift naar de zaken die níet goed gaan in ons leven. Nadenken over je ellende lijdt meestal tot… nog meer nadenken over je ellende. Vaker je aandacht bij het hier en nu houden, maakt gelukkiger: het helpt als je hobby’s en interesses hebt die dit stimuleren en jou jezelf even helemaal laten vergeten. Hyperfocus en volledige aandacht kunnen extreem gelukkig maken! Maar het maakt ook gelukkiger door te leren je aandacht bij de dagelijkse klusjes te leren houden. Toevallig bestaat er een tak van sport voor waardoor je dit kunt leren. Het heet mindfulness-meditatie en is lang niet zo zweverig als het klinkt. Wetenschappelijk gezien is het duidelijk: meditatie werkt.

9. Wees lief voor anderen
Wees aardig voor de mensen om je heen, vooral (maar zeker niet alleen) voor de mensen die aardig voor jou zijn. Goede relaties zijn mogelijk jouw allerbelangrijkste bron van geluk en gezondheid. Mensen zijn gemaakt om hun lot met anderen te verbinden: zelfs baby’s beginnen na ongeveer een jaar spontaan sociaal gedrag te vertonen door hun speeltjes en afgekloven tarwekoekjes met anderen te delen. Als we de harmonie in onze belangrijkste relaties schaden vanwege eigengewin of status, dan betalen we daarvoor een hoge prijs. Conflict en strijd blijken een van de weinige situaties die nooit wennen, en ze maken mensen structureel ongelukkiger en gestrester. Ook zijn er tal van studies die laten zien hoe vrijwilligerswerk, vrijgevigheid en altruïstisch gedrag bijdragen aan geluk, zelfvertrouwen en geestelijke gezondheid. Dat onderzoek laat ook zien dat mensen die geven gelukkiger zijn dan de mensen die vooral nemen. Vooral jonge mensen, gestimuleerd door onze individualistische maatschappij en de illusie van maakbaarheid zien zichzelf en hun successen als belangrijkste maatstaf in het universum. En dat is teleurstellend, want dit hele universum, inclusief je medemensen, zijn niet in jouw grootsheid geïnteresseerd. Je hebt uiteindelijk meer aan intimiteit en gelijkwaardigheid in je relaties dan bewondering en maatschappelijk succes.

10. Omarm de imperfectie en vergankelijkheid van dit leven
Misschien was je het al duidelijk: het leven is wat gebeurt terwijl jij plannen maakt. Dit universum is niet gemaakt om jou en mij gelukkig te maken: iedereen krijgt zijn portie pech, onrechtvaardigheid, ziekte en drama te verduren en niemand overleeft het. De paradox van de situatie is: hoe minder hard je van deze onvermijdelijke feiten probeert weg te lopen, hoe makkelijker het is gelukkig te zijn. Je mag ondertussen best perfectie in je doelen nastreven, maar verwacht niet dat het lukt (of dat je perfect gelukkig wordt als het wel lukt). Je kunt beter iets doen waar je nú al van gelukkig van wordt, voordat je er status, geld, spirituele verlichting of wereldvrede mee bereikt hebt.

Ik wilde voor ik aan dit artikel begon per se tien open deuren in dit artikel verwerken – omdat het zo’n mooi rond en symmetrisch getal is. Een écht goede schrijver had er verdomme vast tien van kunnen maken! Nu moet ik er mee leren leven dat het er elf worden en ik geen briljant schrijver ben. Boehoehoe. Dit brengt ons – hoe toepasselijk – bij de volgende quote en allerlaatste open deur van dit artikel:

11. ‘Wentel jezelf nooit in zelfmedelijden: het verziekt alles om zich heen’
Dit is het citaat van de briljante komiek Stephen Fry. En het klopt als een bus. Neem jezelf en je ego te serieus en het leven wordt al snel één grote strijd. En natuurlijk, het is goed te strijden voor rechtvaardigheid en het welzijn van jezelf en anderen, maar zonder daarbij de onvolmaaktheid van jezelf en de wereld te accepteren zul je het niet lang volhouden. Wie tenminste af en toe om zichzelf (en de waanzinnige wereld waarin we leven) kan lachen, is een stuk gelukkiger dan diegene die zichzelf continu miskend voelt en alleen nog maar onrechtvaardigheid signaleert.

eKudos Nu Jij

Wat doet internetporno met het mannenbrein?

Ik las afgelopen week een verontrustend artikel over wat internetporno kan doen met het mannenbrein. Psychologen Philip Zimbardo (bekend van het Standford-gevangenisexperiment) en Gary Wilson schreven het boek ‘Man Interrupted’ waarin zij de gevolgen van veelvuldige internetporno-rukkerij van mannen onder de loep nemen. Het artikel is een kleine samenvatting van hun boek, ik geef hier een samenvatting van die samenvatting:

De gemiddelde jongeman kijkt gemiddeld zo’n twee uur per week. Rond vijftien jaar wordt het kijken van porno bij veel jongens een gewoonte. Omdat jongens gemiddeld rond hun zeventiende hun eerste seksuele ervaring hebben, gaan de auteurs er van uit dat de gemiddelde jongen zo’n 1.400 internetpornosessies heeft gehad voordat ie aan het echte werk begint. ‘Wat doet dit in hemelsnaam met een mannenbrein?’ vroegen de auteurs zich af. Heel kort door de bocht:

Er zijn verbanden gevonden tussen veelvuldig internetporno kijken en de volgende seksuele klachten: impotentie, laag libido, vertraagde ejaculaties, niet kunnen klaarkomen en minder bevredigende seksuele relaties. Deze klachten zijn groter naarmate er meer porno gekeken wordt.

De auteurs geven als belangrijkste verklaring dat een pornoverslaafd brein steeds ongevoeliger wordt voor seksuele triggers die voorheen wel voldoende waren om seksueel opgewonden te raken. Net zoals de verslaafde roker, drinker of drugsgebruiker meer van het verslavende middel nodig heeft om dezelfde roes te bereiken, hebben pornokijkers op den duur extremere en meer gevarieerde seksuele beelden en triggers nodig om tot dezelfde kick te komen. Dit kan problemen geven in het echte offline leven, met sekspartners van vlees en bloed die er niet uitzien en zich niet gedragen zoals de pornoacteurs en -actrices. De typische combinatie ‘niet zonder porno kunnen’ en ‘afgestompt raken van echte seksuele cues’ is volgens de auteurs ook een motor voor andere psychische klachten. Klachten zoals depressiviteit, narcisme, een lager zelfbeeld, sociale angst en relatieproblemen lijken groter te zijn bij mensen die veel porno kijken. En ook hier is het verband als volgt: hoe meer porno kijken, hoe meer en groter de klachten.

De auteurs geven toe dat ze niet precies weten in welke richting de correlaties lopen: zijn het de klachten die tot meer pornogebruik leiden of leidt het pornogebruik juist tot een toename van de klachten? Ondanks de vraagtekens zijn er, volgens de auteurs, genoeg aanwijzingen dat het verminderen of stoppen van de pornoconsumptie leidt tot een verbetering van de seksuele en psychische klachten. In onderzoeken waar pornokijkers tijdelijk stopten met porno kijken, rapporteerden de proefpersonen niet alleen meer focus en mentale helderheid, maar ook betere erecties en ejaculaties – en dus een bevredigender seksleven.

De belangrijkste boodschap van de auteurs is niet dat porno kijken per se slecht is – er zijn genoeg kijkers die geen of weinig klachten melden – maar ze pleiten er wel voor kritisch naar eigen pornogebruik te kijken en te experimenteren met een time-out om te zien wat het effect daarvan is op je (liefdes- en seks)leven. ‘Misschien kom je erachter dat je geheime krachten hebt, waarvan je niet wist dat je ze had.’ Een paar maanden is volgens de auteurs genoeg om een effect te merken.

Update: Seksuoloog Marty Klein komt met een kritisch weerwoord. Hij geeft methodologische kanttekeningen bij de conclusies van Zimbardo en Wilson (vooral bij het bewijs dat porno een echte verslaving betreft) en ziet niet porno als de grote oorzaak voor veel klachten, maar de achterliggende digitalisering waarvan ook porno onlosmakelijk deel uitmaakt. Het is volgens hem de verslaving aan internet die onze offline-relaties negatief beïnvloedt en ook de discussie over de gevolgen van porno besmeurt.

eKudos Nu Jij

Vraag van de week: heeft iedereen om je heen meer seks dan jij?

Misschien, waar als we op de statistieken afgaan is dat niet zo waarschijnlijk. Mensen, met name adolescenten, neigen te overschatten hoeveel seks alle anderen hebben. In een studie van socioloog Michael Kimmel bleek studenten gemiddeld dachten dat 80% van hun medestudenten elke weekend seks had, in werkelijkheid was dat 5 tot 10 %. En 20% van alle studenten had zelfs nog nooit seks gehad. Adolescenten hebben gemiddeld een seksuele partner in een jaar. Onderzoek van socioloog Kathleen Bogle kwam tot vergelijkbare getallen.

Het is nooit leuk te bedenken dat anderen meer lol hebben dan jij. Vooral door sociale media krijgen we al snel het akelige gevoel dat anderen meer uit hun leven halen, populairder zijn en meer avonturen beleven. De blinde vlek: mensen posten veel vaker hun hoogtepunten dan dieptepunten op hun tijdlijn en dat geeft ons een vertekend beeld. De ellende en innerlijke strijd van anderen blijft meestal onzichtbaar. Dat is makkelijk te vergeten als jijzelf alleen achter de computer zit. Vooral als je niet goed in je vel zit, kunnen die fantastische vakanties, bruisende feestjes en überromantische romantiek op Facebook een doorn in het oog worden.

Heb je nog steeds het gevoel dat jij als enige droog staat? Klopt niet, je bent in goed gezelschap:

Bronnen:
Kimmel, Michael. 2009. Guyland: The Perilous World in Which Boys Become Men. New York: Harper Perennial.

Bogle, Kathleen. 2008. Hooking Up: Sex, Dating, and Relationships on Campus. New York: NYU Press.

eKudos Nu Jij

Vreemdgegaan: opbiechten of niet?

Mensen die regelmatig vreemdgaan zeggen weleens: ‘Ik vind het egoïstisch om mijn partner op te zadelen met het feit dat ik vreemdga. Laat mij maar zelf met de gewetensbezwaren zitten, daar hoef ik mijn partner niet mee lastig te vallen.’ Voel je je aangesproken? Deze goedkope omdraaitruc kun je makkelijk ontmaskeren met een simpele wedervraag: hoe zou jíj het vinden als jouw partner dit zou doen?

Denk daar maar eens rustig over na, schuinsmarcheerder die je er bent. De lelijke werkelijkheid is blijkbaar dat jouw partner – waarvan je hopelijk veel houdt – in een heel andere relatie zit dan hij of zij denkt. Dat is uiteraard nogal een wankele vertrouwensbasis voor welke relatie dan ook.

Waarom ging je vreemd?
Voor de duidelijkheid: ik ben geen moraalridder en heb ook geen kant en klare prescripties om met relatiegeheimen om te gaan. De redenen om te liegen of vreemd te gaan zullen in elke relatie ietwat verschillend zijn. Wie weet heeft iemand zelfs een goede reden die ik nu niet kan bedenken. Wel weet ik dat de basis van een fijne, liefdevolle en duurzame relatie bestaat uit transparantie, eerlijkheid en gelijkwaardigheid. En als je niet in zo’n relatie zit, dan is diezelfde eerlijkheid juist de manier om daar achter te komen, zodat je vervolgens de relatie kunt verbeteren of verbreken. Eerlijkheid zuivert je liefdesleven ( en hier lees je waarom dat zo is).

Je kunt samen nog zoveel maaltijden nuttigen, tv-series kijken en vrijen, als je structureel je diepere verlangens, dromen en angsten voor elkaar verzwijgt dan deel je eigenlijk niets wezenlijks. De beste manier om uit elkaar te groeien, zelfs als je in het zelfde huis woont, is weinig te delen van wat er in je bovenkamer omgaat.

En om een ander misverstand voor te zijn: ik zie monogamie niet als de Heilige Graal van de liefde. Eerlijkheid daarentegen komt daar wat mij betreft wel aardig bij in de buurt. En ook als je niet van de monogamie bent, is het goed mogelijk er eerlijk over te spreken zodat de ander een keuze heeft. Er zijn genoeg mensen die ooit eerlijk aan hun partner moesten toegeven dat ze seksueel niet genoeg aan één partner hadden. Veel relaties zullen zo’n openbaring misschien niet overleven (omdat tegenstrijdige relatiebehoeften ineens pijnlijk worden blootgelegd), maar soms komt er een nieuwe, eerlijkere relatie uit voort. Al dan niet met de afspraak om een open relatie uit te proberen.

Over vreemdgaan (en de redenen waarom dat gebeurt) bestaan bij de slachtoffers en mensen die dat zelf nooit zouden doen veel misverstanden. Ze zien vreemdgaan standaard als het signaal dat hun partner niet genoeg van hen houdt of hen niet seksueel aantrekkelijk vindt. ‘Als de relatie goed zit, zou dat nooit gebeuren.’ Het is misschien lastig te zien als je zelf niet zo bent, maar vreemdgaan heeft daar meestal weinig mee te maken. Het heeft waarschijnlijk meer gemeen met een ordinaire snoep- of gokverslaving dan een gebrek aan liefde of aantrekkingskracht. De spanning en intensiteit die in een stabiele relatie noodzakelijk minder worden, vind je nou eenmaal eerder buiten de relatie. En sommige mensen zijn verslavingsgevoeliger voor die spanning dan anderen (en zullen daar op een goedkope manier aan toegeven en erover liegen). Als je partner is vreemdgegaan is dat een zware aanval op jullie vertrouwensband, maar het betekent niet per se dat jijzelf daardoor minder leuk en aantrekkelijk voor je partner bent geworden. En het is goed mogelijk dat je partner nog steeds zielsveel van je houdt. Als jullie het drama samen willen overleven, is het nodig om het vreemdgaan van je partner niet als persoonlijke aanval op jouw zelfwaarde te zien, maar als een ordinaire verslaving van je partner. Het liegen is een groter probleem dan het verlangen om vreemd te gaan.

Biechten of niet?
Voordat je na mijn bescheiden preek besluit aan een schone lei te werken is het zinnig om je af te vragen wat je er precies met je biecht wilt bereiken. En wat het effect ervan op je partner kan zijn. Het is bijvoorbeeld een heel ander uitgangspunt als je jouw relatie wilt herstellen dan wanneer je er waarschijnlijk mee wilt stoppen.

Als jouw leugens of vreemdgaan het gevolg zijn van het feit dat je sowieso niet tevreden bent in de relatie, dan is de belangrijkste waarheid niet dat je hebt gelogen, maar dat je erachter bent gekomen dat je niet in de juiste relatie zit. Dan is dat het wat je zult moeten bespreken. Het vreemdgaan en de leugens daarover zijn eigenlijk van secundair belang. En als je eigenlijk al weet dat je de relatie wilt beëindigen, dan is er iets voor te zeggen om jouw leugens mee het graf in te nemen. Aan de andere kant: wanneer je het wederzijds vertrouwen en de intimiteit met je partner wilt herstellen, dan heb je een heel ander uitgangspunt. Dan kan die rauwe openheid je relatie redden.

De vraag ‘of en wat je precies moet opbiechten?’ is niet makkelijk te beantwoorden. Als jouw vreemdgaan een eenmalig incident was – en verder niet relevant of bedreigend voor jullie huidige band of gezamenlijke toekomst – dan is er iets voor te zeggen om het voor je te houden. Als vreemdgaan een terugkerend patroon of levensstijl is – waarbij ook vrienden en kennissen in het complot zitten – dan is jullie relatie voor een deel gebaseerd op een leugen. Kijk in de spiegel en vraag je af: wil ik zo iemand zijn? Wil ik zo omgaan met mensen waarvan ik houd? Wat zou ik ervan vinden als het andersom was?

Ik ben realistisch. Voor de notoire vreemdganger is ‘stoppen’ waarschijnlijk net zo lastig als voor de roker of drugsgebruiker. Als iets een gewoonte is geworden dan is het lastig ermee op te houden, vooral op momenten dat er gelegenheid is of het minder goed gaat. In werkelijkheid zullen er maar heel weinig mensen zijn die hun buitenechtelijke avonturen uit zichzelf zullen opbiechten. Zelfs als zouden ze het willen om van hun gewetensnood te sussen, dan nog zijn ze bang voor de crisis die hen daarna te wachten staat.

Nee, in de praktijk komt de andere partner er meestal zelf achter. Meestal door stom toeval, soms na een kleine zoektocht. Een openstaand mailaccount, een achtergelaten mobiel, een onverwacht huisbezoek, een bekende van je partner die jou in verdachte omstandigheden ziet: er zijn genoeg manieren hoe leugens ontdekt kunnen worden. Omdat de meeste mensen van nature vermijders zijn, zullen ze eerder op deze manier tegen de lamp lopen dan dat ze er uit zichzelf over beginnen. De schade die dát achterlaat is pas echt groot. Zo’n serieuze vertrouwensbreuk te boven komen is extreem lastig.

Vertrouwen is iets dat je veel gemakkelijker kunt verspelen dan (terug) winnen. Denk aan die bekende metafoor van die vaas: laat hem op de grond in stukken vallen en hij zal nooit meer de oude worden – hoe handig je ook met lijm en verf bent. En, zelfs als beide partners het daarna met frisse moed toch weer proberen, blijven de oude leugens vaak tussen hen instaan. Bij elke crisis, conflict of lastige periode worden de misstanden uit het verleden er weer met de haren bij gesleept. Ook als het onnodig is. ‘We hebben nu al twee weken geen seks: heb je stiekem weer iemand?’ Spoken uit het verleden kunnen, door de pijn die ze ooit hebben veroorzaakt, ineens weer tot leven komen.

De biechtregels
Als je, ondanks het ongemak, toch dapper genoeg bent om voor de biecht te gaan, houd je dan aan de volgende regels:

Zie het als noodzakelijk kwaad
Bij biechten geldt hetzelfde als bij het ontsmetten van een lelijke wond: fijn zal het niet worden. Zie het als een noodzakelijke ingreep om je leven meer te laten sporen en de integriteit en intimiteit in je leven weer te laten herstellen. Je zult de waarde daarvan misschien nog niet direct inzien, maar dat komt later wel. Je integriteit is uiteindelijk alles wat je hebt en het is alles wat jij een ander kunt geven. Zonder dat is je leven sowieso een leugen.

Een goed moment
Vraag je af of er voldoende ruimte voor je partner is om de klap van een biecht te verwerken? Een goede timing is belangrijk, maar laat het geen excuus zijn om niet te biechten. Een echt ideaal moment zal er waarschijnlijk nooit komen, aar het is wel goed om slechtnieuws-gesprekken niet vlak voor het slapen gaan of een belangrijke werkafspraak van je partner te beginnen. Ook als er andere stressvolle issues spelen – een verhuizing, de onzekerheid over een ziekte – kan het goed zijn even te wachten. Belangrijker nog dan de timing is uiteindelijk de boodschap zelf.

Doseer de boodschap
Breng het eerste deel van je boodschap direct en zonder veel omhalen en halfbakken excuses. Weet je niet goed hoe omdat je verlamd raakt van angst? Er is geen leuke manier om dit te doen, maar doe het toch maar. Je kunt net zo goed een lullige zin instuderen en opdreunen als het moment daar is: ‘Ik moet je iets vertellen waar ik heel erg meezit en het is niet fraai: ik ben vreemdgegaan en het spijt me vreselijk.’ Alleen die twee zinnen uitspreken maken dat de rest vunze;f gaat. Er is geen weg terug is: vanaf daar ontvouwt het gesprek zich verder. Nou ja, het zal eerder een uitbarsting van emoties zijn die je van tevoren niet kunt voorspellen.

Er is iets voor te zeggen om niet (meteen) met de hele waarheid op tafel te komen als je verwacht dat je partner het als schokkend of traumatisch zal ervaren. Nogmaals vraag je af wat het belangrijkste is van je boodschap.
De ander zal bovendien misschien details uit je willen trekken. ‘Hoe vaak gebeurde het? Was het lekker? Hoe groot, klein of mooi waren de geslachtsdelen?’ Enzovoorts. Je hoeft niet mee te gaan in deze onnodige zelfkastijding van je partner. Jouw biecht heeft een veel belangrijkere boodschap: je hebt spijt – heel veel spijt – en je wilt de relatie redden omdat je intens van je partner houdt. Dat is de kern.

Als de emoties bedaard zijn kun je eventueel later uitweiden over de meer pijnlijke details en redenen hoe het zover heeft kunnen komen, maar ook dan kun je je afvragen: hoe nuttig is het om in nutteloze en pijnlijke details te treden? Is het belangrijk dat je twintig keer seks hebt gehad in plaats van tien? Is het erger dat je ervan genoot dan dat het flutseks was? Het is voor je partner belangrijker te weten dat je ondanks alles wat je je partner hebt aangedaan nog steeds bij je partner wilt zijn. En dat je daar veel voor over hebt.

Wat je in ieder geval niet moet doen is je biecht via de mail of een brief meedelen. Omdat biechten voor een conflictvermijder het meest pijnlijke is er dat er bestaat, zal deze het misschien via de mail willen doen. Zo hoeft hij de pijn, verdriet en woede van zijn partner niet mee te maken. Doe dit niet! Tenzij je verwacht dat je partner lichamelijk agressief wordt. Anders is het niet alleen de meest laffe manier om te biechten, het maakt een positief eindresultaat alleen maar onwaarschijnlijker. Het zal intuïtief misschien niet zo voelen, maar de rauwe eerlijkheid van zo’n biecht kan jullie uiteindelijk meer bij elkaar brengen dan wanneer je zo’n confrontatie uit de weg gaat.

Een vertrouwensbreuk heeft tijd nodig om te helen
Als de biecht achter de rug is en de relatie het overleeft heeft, is er nog een valkuil die de zondaar moet vermijden: verwachten dat alles na een paar weekjes rouwen en bokken wel weer koek en ei mag zijn. De zondaar heeft immers zijn spijt betuigd en zelf ook wat tranen gelaten. Bovendien doet hij nu zijn stinkende best om lief te zijn en af te wassen. Soms is het inderdaad zo dat de liefdestrein weer relatief snel zoals gebruikelijk verder rolt, maar dat zal eerder uitzondering dan regel zijn. De wrok die sommige slachtoffers ervaren kan jarenlang aanhouden. Ook langdurige gevoelens van onzekerheid en tekortkoming kunnen ineens de kop opsteken door het vreemdgaan: ‘Ben ik dan niet goed, leuk, intelligent of mooi genoeg?’ Dit soort ongemakkelijke gevoelens laten zich – als ze er eenmaal zijn – niet zomaar wegdenken of wegpraten door een paar goede gesprekken.

Geef je partner voldoende tijd om het slechte nieuws te verwerken. Veel tijd. De gemiddelde partner zal waarschijnlijk door een hele rollercoaster aan gevoelens gaan: ongeloof, verdriet, woede, haat en verwarring. En het is lastig te voorspellen hoe lang dit duurt. Het kan een tijd duren voordat iemand weer een beetje vaste grond onder de voeten voelt en openstaat voor jouw kant van de zaak. In de tussentijd kan jij niet veel meer doen dan toekijken en klaarstaan wanneer je partner erom vraagt. Het is goed om te weten dat de meeste mensen vroeg of laat bijtrekken en ook jouw kant van het verhaal beginnen te snappen.

Soms kan het helend zijn om in ieder geval tijdelijk fysiek uit elkaar te gaan. Een time-out waarbij je afspreekt dat je elkaar een tijdje niet ziet en bezint of, en hoe jullie verder willen. Als je het geluk hebt dat je partner toch verder wil, dan kan het nog een tijd duren voordat het vertrouwensband hersteld is. Als het wantrouwen en de wrok aanhouden en jullie relatie niet in een opwaartse spiraal komt, dan kan het nuttig zijn om een paar gesprekken met een goede relatietherapeut aan te gaan.

eKudos Nu Jij