‘Waarom zie je wel de splinter in het oog van je broeder, maar niet de balk in je eigen oog?’ – Jezus Christus, spiritueel leider
Jij en ik leven met een onzichtbare handicap. Een dragelijke, maar serieuze mentale beperking die we ironisch genoeg ‘gezond verstand’ noemen. We denken vaak goede redenen te hebben om iets te vinden, terwijl we in werkelijkheid iets vinden en daar pas achteraf de redenen bij verzinnen. Die blinde vlek spotten we vaak accuraat bij anderen, maar niet bij onszelf.
Een eerste hint dat er iets goed mis is, vind je op de sociale media. Zoals Twitter. Op elk moment van de dag vind je daar intelligente, hoogopgeleide mensen – ook journalisten, deskundigen en hoge piefen met voorbeeldfuncties – die elkaar voor idioot of leugenaar uitmaken. De een weet zeker dat Zwarte Piet racisme is, de ander weet precies het tegenovergestelde. Een ander weet weer zeker dat vaccinaties gevaarlijk zijn, een ander weet dat het pertinent grote onzin is. De meeste discussies –vluchtelingen, Airbnb, Islam of Pokémon – polariseren razendsnel in een spiraal van wederzijdse akeligheid.
Is de diepere les dat de waarheid zich ergens in het midden bevindt? Nee, dat denken alleen luie mensen die zich onvoldoende in de materie verdiept hebben. De werkelijkheid trekt zich niks van onze compromissen en meningen aan. Soms heeft een van beiden gewoon gelijk, en de ander niet. (Maar wie is wie?) Als er al een les is, dan is het dat je nooit zomaar op je eigen brein kunt vertrouwen. Dat ding is namelijk niet gemaakt om zichzelf of de werkelijkheid te begrijpen, het is geëvolueerd om erin te overleven. Ons brein is daarom van nature bevooroordeeld.
Een paar stevige resultaten uit onderzoek:
We verkiezen welbespraaktheid boven eerlijkheid; zelfvertrouwen boven deskundigheid en simpele verklaringen die we begrijpen boven complexe. We schrijven succes aan onszelf toe en falen aan iets of iemand anders (tenzij we depressief zijn, dan doen we het eerder andersom). We zijn geneigd (precies dezelfde) prestaties van vreemden negatiever te beoordelen dan die van mensen uit ‘onze’ groep. We dichten mooie mensen positievere eigenschappen toe dan minder fraaie mensen. Tot slot denken we dat al die blinde vlekken meer voor anderen gelden dan voor onszelf. En die zelfoverschatting is volgens deskundigen precies de reden waarom we die vooroordelen niet corrigeren. We zien, kortom, veel zaken die er niet zijn.
Geloof – hoe onwaar of onzinnig ook – is onze geboortegrond.
Hoeveel illusies er ook zijn, je kunt ze altijd in een van twee categorieën plaatsen: 1) je ziet een patroon of betekenis waar er geen is, en 2) je ziet geen patroon of betekenis waar er wel een is. Mensen zijn vooral gemaakt om aan de eerste illusie te lijden. Die was extreem nuttig om te overleven. In de jungle, waar onze voorouders leefden, kon je er beter van uitgaan dat het struikgeritsel afkomstig was van een gevaarlijk roofdier dan van de wind. In het eerste geval gebeurde er niets, in het tweede geval werd je gedegradeerd tot lunch. Alerte, achterdochtige mensapen overleefden langer en gaven dus ook vaker hun genen door. Jouw en mijn brein zijn een directe kopie van onze conservatieve voorouders.
De defaultpositie van de mens is om er maar vanuit te gaan dat een patroon echt is. Simpelweg íets geloven is voor ons brein natuurlijker dan twijfelen, onderzoeken, experimenteren en testen hoe het écht zit. Dit is een van de redenen waarom veel mensen wetenschap wantrouwen, terwijl wetenschap bij uitstek is ontworpen om menselijke vooroordelen en denkfouten te omzeilen.
Het recept tegen welke illusie dan ook is – hoe kan het anders – de relevante feiten kennen. Maar dan nog, zelfs wanneer je mensen overweldigende bewijzen en goede argumenten tegen hun geloof presenteert, vallen zij er meestal niet vanaf, maar zullen ze dat instinctief juist versterken. Dit wordt ook wel het backfire-effect genoemd.
Een bizar voorbeeld: het is je vast niet ontgaan dat de Aarde – ondanks dat talloze onheilsprofeten haar ondergang regelmatig hebben voorspeld – nog niet is vergaan. Zelfs niet in 2012, het eens zo gevreesde einde van de Maya-kalender. Wat deden al die falende profeten en hun volgelingen eigenlijk met de feiten? Gaven ze toe dat hun geloof niet klopte? Zelden. Meestal werd hun geloof en toewijding juist sterker. Om hun oorspronkelijke geloof te rechtvaardigen gaven ze meestal een deze verklaringen voor de non-gebeurtenis:
1) De letterlijke Apocalyps met aardbevingen, overstromingen en hellevuur werd geherinterpreteerd als een onzichtbaar spiritueel proces (dat alleen de profeet en zijn volgelingen opmerkten).
2) Het was een test: God wilde weten of de profeet en zijn mensen wel écht voor hem door het vuur zouden gaan.
3) De datum werd verschoven vanwege een kleine misrekening van de profeet of een serieuze bedenking van God.
Dit is bijna net zo kras als dat je mij keihard in het gezicht slaat en ik even later (met een zakje ijs tegen mijn wang) mompel dat jij mij nooit met een vinger zou aanraken. Hoe gaat deze feitenontkenning eigenlijk in zijn werk?
Het brein heeft een defensiemechanisme tegen de werkelijkheid.
Een kort zijpad dat je misschien herkent: een waterval aan complimenten voelt een paar minuten lekker, maar één kritische noot – zelfs als het onterecht is – kan voelen als een mokerslag waarvan je de rest van de week moet bijkomen. Verklaring? Informatie die klopt met wat wij sowieso al geloven is niet zo interessant voor ons brein omdat we daar verder geen actie op hoeven te ondernemen. Ons brein is geëvolueerd om extra gevoelig te zijn voor informatie die dat ons wereldje bedreigt. Informatie die ons wereld- en zelfbeeld tegenspreekt doet extra pijn.
Neurowetenschapper Kevin Dunbar onderzocht het backfire-fenomeen ooit met een fMRI-breinscanner en deed een veelzeggende ontdekking: een mensenbrein dat informatie krijgt die strookt met wat het al gelooft, licht op in hersendelen die samengaan met leren en het verwerken van informatie. Bij tegenstrijdige informatie dooft die hersenactiviteit juist wat uit en wordt het brein actiever in gedeelten die samengaan met zelfbeheersing en de onderdrukking van gedachten. Kortom, het brein wordt dan defensief en zoekt naar een manier om de spanning van de tegenstrijdige informatie teniet kan doen. Het komt al snel met argumenten op de proppen – ook hele slechte – om het oorspronkelijke geloof in stand te houden.
Precies hierom hebben goedbedoelde gesprekken om religieuze, ideologische of politieke verschillen te slechten vaak een averechts effect. In plaats dat tegenstanders gemeenschappelijke grond vinden, raken ze gevoelsmatig juist nog meer van elkaar verwijderd. In een bekend Amerikaans onderzoek van Myers en co (1970) werd aan progressieve en conservatieve studenten gevraagd om een paar gevoelige politieke issues met elkaar te bespreken. Het resultaat: slechts door met elkaar te praten werden de conservatieven conservatiever en de toleranten nog toleranter. Groepspolarisatie wordt dit genoemd: iets wat op dit moment door sociale media als Twitter in rap tempo gebeurt.
Het backfire-effect geeft ook onzinnige complottheorieën extra brandstof. Complotdenkers zien zowel het gebrek aan bewijs als een tegenbewijs vaak juist als ‘bewijs’ van een goed georganiseerde cover-up die bewijzen wegmoffelt of manipuleert. Soms klopt het, maar als zelfs het gebrek aan bewijs wordt gezien als bewijs, dan is the sky the limit. Op internet vind je tal van hardnekkige en bizarre complottheorieën die wereldwijd al jarenlang door grote groepen aanhangers worden geloofd. Ze kunnen – gezien de tegenstrijdige theorieën die in omloop zijn – alvast niet allemaal waar zijn.
Het probleem met internet is dat het als een spiegelpaleis functioneert. Je checkt al snel de sites die jouw eigen ideeën terugkaatsen en negeert corrigerende informatie. Hierdoor kom je steeds vaster in je eigen ‘werkelijkheidsbubbel’ te zitten. In een langdurend onderzoek op Facebook (2010-2014) van Vicario et al. bleek dat internetters vooral informatie delen die strookt met hun vooroordelen zonder nog te letten op feiten en betrouwbaarheid van die informatie.
Ik zal hierdoor vast wat haters krijgen, maar het backfire-effect verklaart ook het huidige succes van de populaire antivaccinatie-lobby. Ondanks dat de wetenschappelijke consensus overweldigend is dat vaccinaties niet alleen miljarden levens redden, maar ook relatief veilig zijn, ziet de antivaccinatie-brigade het als een complot van de farmaceutische industrie, de mainstream media, de overheid, de wetenschap en reguliere geneeskunde om gezonde mensen voor hun eigen doelstellingen (geld en macht) te vergiftigen. In een onderzoek Van Nyhan & Reifler (2015) werden antivaccinatie-sympathisanten willekeurig in groepjes geplaatst om te zien welke van twee methodes het meest efficiënt waren om hen enigszins aan hun standpunt te laten twijfelen. De ene groep kreeg een rationele samenvatting van wetenschappelijk onderzoek, in de andere groep werden vooral emotionele argumenten gebruikt die duidelijk aantoonden hoe vreselijk de gevolgen konden zijn voor niet-ingeënte kinderen. Het resultaat? In beide groepen werd het anti-vaccinatie-sentiment juist sterker. Een bevestiging van het backfire-effect.
Ik wil niemand belachelijk maken, want we zijn allemaal geboren complotdenkers. Antropoloog Pascal Boyer deed ooit onderzoek onder verschillende natuurvolkeren en ontdekte dat zij allemaal een geloof deelden in onzichtbare entiteiten die het leven achter de schermen regelden. Bliksem, griep, een slechte oogst, winnen met voetbal: allemaal het werk van Goden, engelen, demonen, natuurgoden, complotten of aliens. Vooral in onzekere situaties hangen we liever een schijnverklaring aan dan te erkennen dat we het gewoon niet weten. Waarom tolereren we onzekerheid zo slecht?
De linkerhersenhelft: de fantast in ons brein.
Mensen zijn zowel in staat tot verbluffende inzichten en uitvindingen als ongelofelijke waanzin en domheid. Soms tegelijkertijd. Je kunt bijvoorbeeld een wiskundig genie zijn en tegelijkertijd geloven dat bruine bonen kwaadaardig zijn (Pythagoras). Je kunt in je eentje de zwaartekrachttheorie hebben uitgedacht en ondertussen geloven dat het doel van dit leven is om goud uit koper te maken (Isaac Newton). Je kunt de hele mensheid hebben verlicht met je uitvindingen en ondertussen drie keer angstvallig om elk gebouw heen moeten lopen voordat je er naar binnen durft (Nicola Tesla). Niemand is alleen maar slecht of gek, en niemand is alleen maar goed of wijs.
Wat is het mechanisme waardoor zin en onzin vaak in één en dezelfde schedel kunnen samengaan? Het lijkt er haast op dat er twee personen in ons hoofd zitten. En hoe belachelijk dit ook klinkt, misschien is dat niet eens zo ver van de werkelijkheid.
Ons brein bestaat uit twee hersenhelften die, ondanks dat zij continu met elkaar communiceren via de hersenbalk (corpus callosum), ook geheel zelfstandig van elkaar functioneren. Hoewel we voor veel taken beide helften nodig hebben, heeft elke helft een unieke kijk op de werkelijkheid. De linkerhelft is het analyserende gedeelte: het vereenvoudigt en verdeelt de werkelijkheid in hokjes, labels en oorzaak-gevolgrelaties. Het is gespecialiseerd in taal, rekenen en logisch en lineair nadenken. Het is ook dat deel dat dit artikel nu probeert te snappen en er een eigen oordeel over vormt. De rechterhersenhelft ervaart de werkelijkheid meer op een holistische manier. Je kunt dit deel zien als het waakzame, zintuiglijke, empathische en creatieve gedeelte: je intuïtie. Het is dit deel dat jou laat opschrikken als het iets verdachts hoort of verdriet in de stem van je geliefde hoort. Het ziet verbanden die de linkerhelft mist. De beschouwende rechterhelft informeert de uitvoerende linkerhersenhelft over hoe het gezamenlijke doelen kan bereiken, de linkerhelft bepaalt meestal het uiteindelijke beleid en voert het uit.
Over het algemeen functioneert dit huwelijk vrij harmonieus. En dat is maar goed ook, want beide helften hebben elkaar hard nodig. Onze beslissingen worden vaak door inzichten van beide hersenhelften geïnformeerd, maar soms is hun communicatie verstoord. In je eigen leven herken je het misschien door dit soort uitspraken: ‘Ik weet niet wat het is: die vrouw lijkt heel aardig, maar toch vertrouw ik haar niet.’ Of: ‘Ik weet verstandelijk dat dit een heel pijnlijke situatie is, maar ik voel het nog niet.’ In het eerste geval voelt je rechterhelft iets wat je linkerhelft nog niet in woorden kan uitdrukken. In het tweede geval voorziet de linkerhelft een gevolg dat de rechterhelft nog niet bevat.
De sterke ‘onafhankelijkheid’ van beide helften bleef heel lang onopgemerkt, totdat hersenwetenschapper Roger Sperry patiënten onderzocht bij wie de hersenhelften operatief volledig van elkaar gescheiden waren. Deze mensen lijken vrij op het eerste gezicht normaal, totdat je je goed onderzoekt. De conclusies zijn niets meer dan verbazingwekkend: het lijkt er sterk op dat deze mensen uit twee onafhankelijke personen bestaan, met eigen geheugens, identiteiten en verlangens. Voor dit artikel relevant: telkens waarin expliciet aan de rechterhelft werd gevraagd iets te doen (zonder medeweten van de linkerhelft) verzon de linkerhelft daar achteraf een totaal uit de duim gezogen verhaaltje bij waarom dat gebeurde. Als de rechterhelft een smiley face natekende omdat het dat net op een beeldscherm had gezien, en de linkerhersenhelft moest verklaren waarom dat getekend werd, dan antwoordde het iets onzinnigs als: ‘Hoezo? Wil je dat ik een verdrietig gezicht teken? Ik zie graag gelukkige gezichten.’
Het is de dominante linkerhersenhelft die alles verklaard hebben, zelfs als het geen of onvoldoende kennis van zaken heeft. De linkerhelft komt niet alleen met versimpelde versies van de werkelijkheid, maar ook met onzinnige verklaringen voor wat er gebeurt. En het is er heel slecht in dat eerlijk te erkennen. Talloze onderzoeken naar gezonde proefpersonen laat hetzelfde zien. De linkerhersenhelft is een zwamneus. In een ander grappig onderzoek werd vrouwen gevraagd te kiezen tussen twee nylon panty’s. De vrouwen kwamen stuk voor stuk met aannemelijke argumenten waarom ze de ene en niet de andere panty kozen: ze noemden subtiele verschillen in textuur, kleur of kwaliteit. In werkelijkheid waren het identieke panty’s. Zij rationaliseerden hun keuze zonder dat er enige reden voor was.
Wetenschapsjournalist Rita Carter geeft in haar boek Mapping the mind een goede evolutionaire reden waarom we deze blinde vlek zouden kunnen hebben: ‘De menselijke soort is zover gekomen door het vormen van complexe sociale structuren – van een groep jagers tot een politieke partij – en ervoor te zorgen dat deze harmonieus functioneren. Om een groep te laten functioneren is het nodig dat we er vertrouwen in hebben, en om er vertrouwen in te hebben, moeten we geloven dat deze organisaties gebaseerd zijn op gezonde, rationele beslissingen.’ Op dezelfde manier geeft het rationaliseren van onze beslissingen onszelf het gevoel dat wij geestelijk gezond zijn.
Misschien wordt het inmiddels tijd voor de volgende evolutionaire stap. De ‘linkerhersenhelften’ hebben een zootje van deze wereld gemaakt. We hebben nu vooral mensen nodig die gezond wantrouwen koesteren tegen die onuitputtelijke verklaringswaan van hun linkerhersenhelft. Dan kunnen we misschien samen uitzoeken hoe het wel zit.
Zoals Bertrand Russel, filosoof, ooit al zei: ‘Het probleem met de wereld is dat de idioten zeker van zichzelf zijn en de intelligenten vol zelftwijfel.’