Hoe onderzoek naar telepathie de liefde verandert
Psycholoog James Laird vroeg ooit een aantal mensen mee te doen aan een onderzoek naar telepathie. Telkens moesten een man en een vrouw elkaar lang en diep in de ogen kijken om te raden wat de ander dacht. Dat klinkt bij voorbaat al vrij kansloos, aangezien dit omwille van de wetenschap al vaker is geprobeerd, zonder enig resultaat. En inderdaad, na het zorgvuldig analyseren van de resultaten bleek voor de zoveelste keer geen bewijs voor bovennatuurlijke krachten. Dat blijft jammer. Toch was dit specifieke experiment meer dan geslaagd.
Laird onderzocht namelijk iets anders. Hij wilde weten of mensen die elkaar lang in de ogen kijken zoals geliefden dat doen ook iets van de bijbehorende aantrekking en verliefdheid meekrijgen. Zijn hypothese bleek wonderwel te kloppen. Bijna alle proefpersonen kregen speciale gevoelens voor hun telepathische partners. Die varieerden van lichte verliefdheid tot diepe affectie. Dit onderzoek verraadt een belangrijk principe van de menselijke geest: wat we doen is vaak bepalender voor ons gevoel dan wat we denken.
Ons brein negeert dit haast onbenullige inzicht meestal. We zijn namelijk zo gewend dat ons gedrag en gevoel in een specifieke en vaste volgorde verschijnen, dat we blind lijken voor situaties waarin het andersom is. We lachen nadat we een leuke grap horen. We dansen als we lekkere muziek horen. We raken gestresst wanneer we overvolle agenda’s openslaan. We denken na over oplossingen als we een probleem ervaren. Via de schijnbare Orde der Dingen menen we ook te kunnen voorspellen hoe we ons in toekomstige situaties zullen voelen. Wanneer we ons klote voelen, proberen we de vermeende oorzaken ervan te achterhalen om zo snel mogelijk weer gelukkig te zijn. We denken bijvoorbeeld: ‘Als ik weer seks heb, voel ik me weer gewaardeerd.’ Of: ‘Eerst mijn zelfvertrouwen en spieren opkrikken, dan komt die vriendin vanzelf wel.’
Onderzoek laat zien dat we zo’n 30-50 % van onze tijd verdoen aan nadenken over andere dingen dan waar we op dat moment mee bezig zijn. We hebben het hier niet over constructief, oplossingsgericht denken om tot actie te komen, we hebben het over dagdromen, tobben en cirkeltjesdenken. Over alles wat mis is, of mis kan gaan. Over deadlines, gemiste kansen, vluchtige ontmoetingen, schuldvragen, kapotte auto’s, vervelende conversaties en gemaakte fouten. Waarom pijnigen we onszelf zo? Om in de toekomst gelukkig te kunnen zijn natuurlijk. We veronderstellen dat erover nadenken ons uiteindelijk naar verlossing zal leiden. We vermoeden dat wanneer we de problemen in ons hoofd oplossen en onze gedachten ordenen, dat wij ons beter zullen voelen. In de praktijk kunnen echte piekeraars soms uren, dagen, nee maanden en zelfs jaren tobben zonder dat er structurele verbeteringen in hun gevoelsleven plaatsvindt. Piekeraars eindigen vaak doodmoe bij een therapeut op de bank. Zij nemen hun gedachten veel te serieus. En dat doen we in meer of mindere mate allemaal.
Als het om geluk, liefde en succes gaat overschatten wij systematisch het nut van ons denken en onderschatten we het effect van de context waarin we ons bevinden en het gedrag dat we daarin uitvoeren. We beseffen vaak onvoldoende hoe onze subjectieve beleving achter de schermen van ons bewustzijn tot stand komt. Die wordt namelijk veel meer gebouwd door de ‘toevallige’ omstandigheden van het moment dan we ons realiseren.
Een paar voorbeelden over de invloed van gedrag en contect uit onderzoek naar geluk:
Een sterke of dominante houding aannemen – voeten op je bureau, breed staan, rug recht, handen in je zij of armen over elkaar – geeft meteen een zelfverzekerder gevoel. Door alleen al je spieren aan te spannen, kweek je meer wilskracht om vervelende taakjes gedaan te krijgen. Dat geldt ook voor rechtop zitten. Mensen die tijdens een dieet gevraagd wordt om hun vuisten te ballen als ze iets lekkers gepresenteerd krijgen, vallen meer af dan mensen die dat niet doen. Een potlood tussen je tanden doen maakt je gelukkiger. Het stimuleert je lachspieren en je hersenen maken er de bijbehorende geluksstoffen bij aan. Je lacht niet omdat je je blij voelt. Je voelt je blij, omdat je lacht. (Bron.)
Over naar het domein van de romantiek:
Je vindt een toevallige passant aantrekkelijker als je die tegenkomt op een hangbrug dan op het trottoir. Verklaring? Je hartslag is boven op de brug sneller en dat versterkt de aantrekkingskracht. Daarom ook kun je op een eerste date beter in de botsautootjes gaan dan een suffe romantische film kijken. Als je wilt dat een vrouw warm van je wordt, dan kun je haar beter een kopje warme thee schenken dan koude frisdrank. De fysieke warmte wordt deels vertaald naar een soort persoonlijke warmte. Ook broodbaklucht, zwoele muziek, rode kledingstukken, grote pupillen, toevallige aanrakingen, horrorfilms, bloemengeuren en ongemakkelijke momenten blijken de hersenen ontvankelijker te maken voor liefde. In sommige gevallen gaat dit om echt grote effecten. In onderzoek naar verleiding- en verkooppraatjes waarbij het enige verschil een schijnbaar vriendschappelijke aanraking op de schouder was, hadden de casanova’s en verkopers (M/V) een derde tot de helft meer succes. Je wordt verleid door je onderbewuste zonder het te weten.
Ook langdurige liefde werkt volgens dit soort onbewuste patronen.
Partners die samen iets spannends doormaken – zoals omwille van de wetenschap aan elkaar vastgetapet door een grote betonnen buis kruipen of meedoen aan een danscompetitie – blijken achteraf een stuk meer verliefd dan de stelletjes die uit eten gaan of een ontspannen cruisetochtje maken. Alles wat het lichaam opwindt, helpt ook liefde stromen. Samen uit de comfortzone gaan is goed voor de relatie. De roes van het avontuur versmelt zich met de band die je voor elkaar voelt. Bovendien wordt die band intenser omdat je elkaar moet helpen en vertrouwen. Dat schept een mooie gelegenheid om elkaar opnieuw het hof te maken. Oude romantische rolpatronen worden zo opnieuw geactiveerd. (Bron.)
Kortom, de wereld is minder logisch dan hoe wij haar ervaren. Laird laat dat met zijn onderzoek mooi zien. Ons onderbewuste maakt onophoudelijk een intuïtieve optelsom van alle prikkels die het krijgt en wordt daarbij beïnvloedt door grilligheden in het hier en nu die wij domweg niet opmerken. Ons brein blijkt daarbij erg slecht te discrimineren tussen waarheid en fantasie; oorzaak en gevolg: emoties en lichamelijke sensaties; verleden, heden en toekomst. Die worden op een hoop gegooid. Wij vertalen die ongedifferentieerde boodschappen van ons onderbewuste achteraf in de verklaring die ons het meest aannemelijk lijkt. Zonder er ooit achter te komen of we het wel bij het rechte eind hebben. Dat maakt vaak ook niet zoveel uit.
Een ding kun je aannemen: wanneer je gelukkiger wilt worden kun je het nadenken en filosoferen daarover beter uitbesteden aan vakidioten zoals mij. Erover denken leidt vooral tot nog meer denken. Als je jouw stemming en die van de mensen om je heen wilt beïnvloeden is er weinig beter dan weerstand overwinnen en te sporten, lachen, dansen en lief te hebben. Wie doet alsof de wereld vol liefde en geluk is, treft die namelijk veel vaker.
Dit artikel is een bewerking van een hoofdstukje uit het boek Liefde in tijden van Facebook.