Ons dagelijks leven ziet scheel van misverstanden, meningsverschillen en onenigheden. Om tot elkaar te komen proberen we elkaar (en onszelf) te overtuigen met goede argumenten. Iets waar we over het algemeen vrij slecht in blijken te zijn. We denken vaak dat we goede redenen hebben om ‘iets’ te vinden terwijl we in werkelijkheid ‘iets vinden’ en daar de redenen bij bedenken. Je kunt je hersenen daar de schuld van geven. Als je er een beetje oog voor krijgt, zie je hoe vaak we ons verlaten op drogredenen om ons gelijk te halen.
Heb jij ook graag het grote gelijk aan je kant? Hieronder een kleine rondleiding in de wereld van schijnargumenten. Gebruik die kennis naar eer en geweten.
Goede versus slechte argumenten
Alle redeneringen en argumenten hebben dezelfde structuur: A leidt tot B. Eerst is er een veronderstelling of feit waaruit het argument volgt, dan volgt er een logisch principe om tot de conclusie te komen. Een goed argument heeft drie kenmerken: je conclusie komt logisch voort uit je veronderstellingen, je punt is relevant voor het onderwerp en je conclusie klopt met de werkelijkheid. Bijvoorbeeld: Jan is een man. Alle mannen zijn mensen. Dus, Jan is een mens.
Een drogreden is een schijnredenering, waardoor er een ongeldige conclusie wordt getrokken. Bijvoorbeeld: Jan is een drol. Een drol is een uitwerpsel. Jan is een uitwerpsel. Ergens gaat er in de veronderstellingen die naar de conclusie leiden iets fout. In dit geval is dat omdat de gebruikte woorden verschillende betekenissen hebben: Jan is in zekere zin een uitwerpsel van zijn moeder, en hij is misschien een sukkel, maar hij is geen ontlasting. We kunnen ook opmerken dat wanneer de logica wel klopt, maar de veronderstellingen niet, dat de getrokken conclusie ongeldig is. Toch kan in die gevallen de conclusie, per toeval, wel waar zijn.
De meest voorkomende drogredenen zijn:
Conclusie volgt niet uit premissen (non sequitur)
De meeste drogredenen zijn welbeschouwd een subtype van de non sequitur. Dit is een drogreden waarbij de spreker een mening of conclusie formuleert die niet uit de argumenten of premissen volgt. Voorbeeld: “Bij een kwart van de dodelijke ongevallen had de bestuurder alcohol gedronken, bij driekwart van de dodelijke ongevallen had de bestuurder koffie gedronken. Het is dus veiliger als de bestuurder alcohol drinkt in plaats van koffie.” Deze conclusie klopt niet. Deze getallen worden onjuist met elkaar vergeleken. Je kunt allereerst verwachten dat er in totaal veel meer koffie drinkende bestuurders dan alcohol drinkende bestuurders onderweg zijn. Logisch dus dat er meer koffiedrinkers botsen. Om de gecursiveerde conclusie te kunnen trekken moet je de verongelukte koffiedrinkers met alle koffiedrinkers die niet verongelukken vergelijken en verongelukte alcoholdrinkers met niet-verongelukte drinkers vergelijken. Dan zou je vast dat mensen die alcohol hebben gedronken statistisch gezien meer kans hebben te verongelukken dan koffiedrinkers.
Onterechte oorzaak-gevolgrelatie (post hoc ergo propter hoc)
“Vorige keer dat ik naar die ene sauna ging, werd ik ziek. Je moet niet naar die sauna gaan. Het is daar onhygiënisch.” Als twee dingen na elkaar of gelijktijdig optreden betekent dat niet ze verband houden. De spreker gaat ervan uit dat het aan de sauna ligt dat hij ziek werd en sluit daarmee alle andere oorzaken uit. Zoals een sluimerend virus, voedselvergiftiging, een lang weekend doorhalen.
Valse vergelijking
Ten onrechte veronderstellen dat de ene situatie vergelijkbaar is met de andere. Bijvoorbeeld: “Geschiedenis is een nutteloos vak. Het verleden moet je laten rusten. Een versleten paar schoenen gooi je immers toch ook in de prullenbak?” Oude schoenen vergelijken met geschiedenisles is een valse vergelijking. Een (vooral bij internetters) bekende valse vergelijking is de Godwin, waarbij een gematigde politieke uitspraak wordt vergeleken met de nazi-cultuur. “Dus jij vindt dat we de Nederlandse cultuur beter zouden moeten beschermen? Weet je wie dat ook zei over de Germaanse cultuur?”
Vals dilemma (zwart-wit-denken)
De ander wordt een vals dilemma opgedrongen door te doen alsof er maar twee keuzes zijn terwijl er meer zijn. Voorbeeld: “Of je laat zien dat je een vriend bent door me nu te helpen of je laat zien dat je nooit een vriend bent geweest.” Je kunt best een vriend zijn en een verzoek van jouw vriend onredelijk of ongewenst vinden. Een ander voorbeeld: “Of je hebt gelijk en ze is gewoon een beetje schuw of ik heb gelijk en ze mag me gewoon niet.” Misschien hebben jullie allebei gelijk, of allebei niet.
Argument van de onwetendheid
Omdat er nog geen goede verklaring is (of jijzelf niet weet hoe het zit) kun je ten onrechte veronderstellen dat jouw verklaring klopt. “Ik heb hem nooit met een vrouw gezien. Hij is homo.” Of: “Wij zijn te nietig om te begrijpen hoe het heelal is ontstaan, dus er bestaat een God die het heeft gecreëerd.” Deze specifieke drogreden wordt ook wel het ‘God van de gaten’-agument genoemd.
Ontduiken van de bewijslast
Het ten onrechte presenteren van een standpunt als iets dat geen verdediging behoeft omdat het zogenaamd vanzelfsprekend is. “Iedereen die er langer dan een jaar gewoond heeft, weet dat Spanjaarden heetgebakerder zijn dan Hollanders.” Je onderbouwt je mening niet met argumenten waardoor de ander op het verkeerde spoor wordt gezet. Dit soort argumenten beginnen vaak met iets als “Je moet wel gek zijn om niet te weten dat…” Je moet stevig in je schoenen staan om daar iets tegen in te brengen. Tegenargument: “Dat is iets te makkelijk: wat zijn de redenen die aantonen dat Spanjaarden heetgebakerder zijn?”
Een subset van deze drogreden is de nodeloze herhaling of het stokpaardje: “Zoals ik al vaker en uitvoerig heb aangetoond: melk is niet goed voor je gezondheid. Nu wil ik een stap verder gaan en uitleggen… “ Op die manier wordt impliciet gezegd dat je eerst genoemde punt nu niet voor discussie vatbaar is.
Definitieverwarring en spelen met woorden
Ervaren en minder debatteerders spelen constant met woorden. Veel begrippen hebben geen scherp afgebakende betekenis waardoor sprekers er een andere invulling aan geven. Dat noemen we containerbegrippen. Hoe elastischer het begrip hoe meer betekenissen het kan krijgen. Veel toestanden, gebeurtenissen of zaken kun je heel verschillend verwoorden. Neem het woord God: die wordt door verschillende mensen ook wel genoemd: Jahweh, mysterie, liefde, Moeder Natuur, het kwantumveld, het heelal, Allah, energie enzovoorts. Dat maakt discussies over het onderwerp behoorlijk glibberig. Vaag taalgebruik kan maken dat mensen langs elkaar heen praten: “Jij creeërt constant verwarring op de werkvloer. Dat leidt tot een lagere productie, daarom wil ik je op een andere afdeling hebben.” Tegenvragen: “Wat bedoel je precies met verwarring? En lagere productiviteit? Kunnen we het niet op een andere manier oplossen, ik werk graag op mijn huidige afdeling?”
Beroep op traditie
Een mening of standpunt wordt verdedigd met het argument dat het altijd al zo was. Mensen die alternatieve geneeswijzen promoten gebruiken vaak dit argument. Ze zeggen bijvoorbeeld: “Handoplegging wordt al duizenden jaren door wijze mensen gebruikt tegen hoofdpijn, dat doen ze niet voor niks. Het werkt.” Deze argumentatie klopt niet. Zelfs als de conclusie toevallig wel zou kloppen. Dat iets duizenden jaren wordt toegepast betekent vaak niet zoveel: mensen geloofden duizenden jaren dat bliksem een straffe Gods was en dat de aarde het centrum van het universum was.
Andersom kun je natuurlijk ook een beroep op moderniteit doen. “Sjonge, we leven toch niet meer in de jaren 20. Je kunt toch wel iets van deze tijd aantrekken?” Ook dat is een non-argument.
Beroep op populariteit
De waarheid is geen kwestie van neuzen tellen. Hoeveel (percentages van) medestanders je ook aanvoert in je argumenten, het maakt je stelling niet meer waar. In Amerika gelooft een meerderheid in een (bijbelse) God. Veel gelovigen gebruiken hierom het volgende als argument: “De meeste Amerikanen geloven in God, noem je al deze mensen dom en onwetend? Of betekent dit misschien dat er een God is die jij hardnekkig probeert te ontkennen?”
Je kunt als (onzinnig) tegenargument noemen: “In West-Europa is de meerderheid atheïstisch. Zijn deze mensen dan wel achterlijk?”
Beroep op autoriteit
Bij een autoriteitsdrogreden wordt ten onrechte een beroep gedaan op autoriteit zonder uit te leggen waarom die autoriteit het bij het rechte eind heeft. Bij discussies op de werkvloer zie je dit argument vaak terug: “Waarom ik vind dat we moeten reorganiseren? Omdat ik hier al vijftien jaar werk. Ik weet waar ik het over heb.” Het feit dat iemand ergens lang werkt of een hogere titel of status heeft, wil verder helemaal niet zeggen dat diens mening meer waard is dan de jouwe. De discussie wordt nu afgedaan met een onterecht argument.
Beroep op emotie
Deze drogredenen komen vaak neer op emotionele chantage, of zelfs regelrechte bedreiging. Zelfs als de tegenstander de truc door heeft is het lastig om er niet door van slag te raken. Ze gaan vaak zo: “Prima als je dat vindt, maar als ik ooit in de positie kom dat ik jou een keer kan steunen weet ik niet wat ik doe.” Of: “Ongelofelijk zeg, hoe kun je nu kritiek op mijn werk hebben, terwijl je weet hoe zwaar ik het thuis heb.” Ook vleierij maakt het de ander moeilijk om kritischer te zijn: “Zo’n mooie vrouw als jij snapt toch wel dat een man als ik niet altijd objectief kan zijn?”
Cirkelredenering
Bij een cirkelredenering gebruik je je standpunt als argument. Je herhaalt je standpunt in andere woorden. Voorbeelden: “Ik vind die gast een lul, omdat ik hem gewoon niet mag.” Of: “God bestaat omdat het in de bijbel staat. En de bijbel dat is het woord van God.” Nog eentje: “Als ik alle kritiek op haar lees, dan kan ik alleen maar concluderen dat zij de zaak niet goed heeft aangepakt.”
Het verschuiven van de bewijslast
Als je zelf weinig goede argumenten om jouw zaak hard te maken kun je ten onrechte beweren dat het de taak van de ander is om het (tegendeel) te bewijzen. Ook dit argument zie je veel in discussies over het paranormale of God. “Ik weet gewoon dat God bestaat. Bewijs jij maar eens dat God niet bestaat?” Dit is natuurlijk geen argument. Als jij beweert dat er een Grote Onzichtbare Gnoom in jouw achtertuin woont dan is het aan jou om dat te demonstreren, niet aan de ander. Niemand hoeft zomaar iets van je aan te nemen omdat een ander niet het tegendeel kan bewijzen. Hitchens tegenargument: “Dat wat zonder bewijs wordt beweerd, kan zonder bewijs worden genegeerd.”
Overhaaste generalisatie
Het afleiden van een algemene uitspraak uit een te klein aantal gegevens. Bijvoorbeeld: “Al twee keer met Transavia gevlogen, elke keer meer dan een uur vertraging. Vlieg niet met Transavia beste mensen!” Discriminatie werkt ook volgens deze drogredenering. Dat gaat ongeveer zo: “Ik ben twee keer beroofd in Afrika. Afrikanen zijn niet te vertrouwen.” Tegenargument: “Dat kan toeval zijn, heb je objectieve statistieken die dat aantonen?”
De stroman of vogelverschrikker
Het toeschrijven van een standpunt aan de tegenstander die hij niet heeft. Dat doe je door het standpunt uit zijn context te halen, te simplificeren of te overdrijven. In alle gevallen wordt een standpunt gecreëerd dat gemakkelijker aangevallen kan worden, een karikatuur. Een arts die pleit voor een betere regulering van euthanasie om mensen uit hun lijden te verlossen, kan door een tegenstander worden uitgemaakt voor moordenaar: “Een arts die mensen stimuleert er zelf een einde aan te maken is geen arts maar een moordenaar. Wat voor woord je er ook voor gebruikt: euthanasie is moord. Het leven is heilig. “ Deze redenering is een stroman, een karikatuur van wat de arts bedoelt. De stroman is mogelijk de meest gebruikte debatteertruc van allen. Een actuele stroman is wanneer kritiek op moslims in de multiculturele samenleving wordt afgedaan als islamofobie of populisme. Dit staat een eerlijke discussie in de weg.
Het hellend vlak
Dit valse argument veronderstelt dat een bepaald standpunt onherroepelijk zal leiden tot heel schadelijke gevolgen. Voorbeeld: “Door softdrugs te legaliseren, maak je het mensen heel gemakkelijk om ook aan de heroïne te gaan.” Dit is een drogreden wanneer er geen bewijzen voor zijn. Een argument dat vaak gebruikt wordt door (religieuze) activisten die tegen het homohuwelijk zijn: “Als we het homohuwelijk toestaan, dan kunnen we we net zo goed mensen en dieren laten trouwen.”
Op de man spelen (ad hominem)
Het persoonlijk aanvallen van de tegenstander in persoon in plaats van het standpunt dat hij verdedigt. Voorbeeld: “Hoe kun je mij nou kwalijk nemen dat ik lieg. Jij hebt zo vaak gelogen in je leven.” Of: “Hoe kan ik iemand zonder diploma serieus nemen over onze bedrijfsvoering? Haal eerst maar eens je papieren.” Beide persoonlijke aanvallen zijn niet relevant voor de echte issues. Ook zonder diploma kun je goede argumenten hebben, en dat jij vroeger gelogen hebt, betekent niet dat je haar dáár nu niet kunt aanspreken.
Irrelevante bijzaak tot hoofdzaak maken
Jij vraagt aan een collega of ze jou kan steunen met een project dat jou boven de pet gaat. Haar antwoord: “Ik dacht dat jij juist zo veel waarde hechtte aan onafhankelijkheid en alles zelf wilde oplossen?” Zelfs als zou je ooit zoiets gezegd hebben, haar antwoord is niet relevant voor de vraag die je haar nu stelt. Een ander voorbeeld: “Hoezo ben je niet blij met onze samenwerking? Je hebt er zelf voor gekozen om met mij te werken? Dat is jouw eigen schuld.” Dat jij ooit jullie samenwerking hebt geïnitieerd betekent niet dat jij daar nu geen kritiek op mag hebben.
Oneerlijk gebruik van de drogredenen
Zoals je misschien al opgemerkt hebt, zijn drogredenen lastig onder te verdelen. Het vereist een heldere geest om ze goed uit te elkaar te halen. De meeste drogredenen hebben bovendien overlap met elkaar. De uitspraak “Jouw kritiek op mij laat alleen maar zien hoe kleinzielig en seksistisch je bent” kan je zien als een persoonlijke aanval, een non sequitur en een beroep op emotie. Ervaren publieke debatteerders en politici met kennis van drogredenen bestempelen de uitspraken van hun tegenstander te pas en te onpas tot drogreden om hen onderuit te halen en het publiek te beïnvloeden. Een relatief valide vergelijking wordt meteen tot valse vergelijking gebombardeerd. Het aanhalen van relevante werkervaring wordt als onterecht beroep op autoriteit gezien. Het eerlijk aankaarten van problemen binnen een bevolkingsgroep wordt van de hand gedaan als discriminatie (overhaaste generalisatie). Goed statistisch onderzoek kan bij dit soort discussies een eerlijke leidraad zijn. Cijfers liegen niet (als ze tenminste statistisch verantwoord zijn verzameld).
Waarom gebruiken mensen drogredenen?
Meestal omdat ze willen dat iets waar is of anderen willen laten denken dat het waar is. Hierin laten zich de verschillen tussen geloof en wetenschap goed zien. Wetenschap is intrinsiek ontworpen als tegengif voor wensdenken, drogredenen en vooroordelen. Als er (nog) geen antwoorden voorhanden dan stelt wetenschap harde conclusies uit. Geloof daarentegen is gemaakt om ondanks de feiten of een gebrek aan bewijs zichzelf in stand te houden. Drogredenen zijn daarvoor essentieel.