Psychologisch woordenboek: het Ego
‘Mijn ego is gekwetst!’ Je zal het vast weleens gezegd hebben, en iedere toehoorder zal begrijpend reageren, maar wat is dit onzichtbare ding genaamd ego nou eigenlijk? Psychiater Sigmund Freud (1856-1939) zag het als het bewuste deel van onszelf dat bemiddelt tussen dat we stiekem het allerliefste willen (het ‘Id’) en dat wat we volgens onze cultuur en onszelf zouden moeten zijn (‘Superego’). Het is de controlerende entiteit die we ‘ik’ noemen, de bewaker van het zelfbeeld. Dit zorgvuldig ontwikkelde zelfbeeld is ons masker naar de buitenwereld toe. Het zegt anderen wie we willen zijn en waar we voor staan. Als ‘je ego gekwetst is’ heeft iemand twijfel gezaaid over hoe je jezelf het liefst ziet.
Raspessimist Freud zag ons leven als een onophoudelijk gevecht tussen Id en Superego. Hoe kun je je drang naar behoeftebevrediging een beetje in toom houden zonder het te onderdrukken? Therapie was voor hem dan ook een levenslang proces, zonder echte oplossing. Moderne therapeuten zijn gelukkig positiever. Zij geloven in een goede balans tussen enerzijds primitieve verlangens en impulsen (Id) en anderzijds maatschappelijke verwachtingen en regels (Superego). Een gezond ego dus. We gebruiken ons ego om goed in de mensenjungle te functioneren, maar het gelukkigst zijn we als het eventjes kunnen vergeten.
Wanneer je danst, sport of leest bijvoorbeeld kun je jezelf soms helemaal verliezen in die activiteit. Deze egoloosheid is waar boeddhisten en mediteerders bewust naar op zoek zijn. Psychologen tegenwoordig ook.