Invloed van vroege hechting op latere liefdesrelaties
Volgens schattingen heeft meer dan een derde van alle mensen moeite om intieme relaties aan te gaan. Daar kunnen vele oorzaken aan ten grondslag liggen. Een laag zelfbeeld, gebrekkige sociale vaardigheden, negatieve ervaringen op liefdesgebied. Onderzoek laat zien dat er een verband bestaat tussen jouw allereerste ervaringen met je ouders (vooral die met je moeder) en hoe je later zult omgaan met intimiteit.
We hebben allemaal de aangeboren neiging om ons veilig te voelen en te hechten aan anderen. Dat is een belangrijk overlevingsmechanisme. Als baby ben je volledig afhankelijk van de goede wil en liefde van je verzorgers. Omdat we als baby niet konden praten en denken, hadden we aangeboren reflexen en eigenschappen om onze ouders aan ons te laten hechten en voor ons te laten werken. We zagen er schattig uit, we kirden en maakten lachgeluidjes, we huilden, we graaiden liefdevol naar hun neuzen, we zogen ons vast aan moeders tepels, we spartelden van enthousiasme als we aandacht kregen. We zochten, kortom, continu naar liefdevolle bevestiging en contact met onze verzorgers.
Niet alle ouders zijn hier even consistent en handig mee omgegaan. Allereerst zijn niet alle mensen even warm, inlevend en attent. Sommige ouders waren afstandelijk, afwijzend of kil zijn of hadden issues waardoor ze zo gedroegen. Sommige ouders reageerden grillig en onvoorspelbaar en waren er vooral als ze daar zelf tijd voor of zin in hadden. Hoe het er ook aan toe ging, deze vroege wisselwerking tussen jou en je ouders heeft invloed gehad op hoe jij later met liefde en relaties zou omgaan. Vooral de invloed van je moeder was hiervoor essentieel.
Ideaal is het als je moeder jouw behoeften en angsten goed aanvoelde, er voor je was wanneer jij dat nodig had en jou vrijliet om de wereld om je heen op een veilige, gestructureerde manier te ontdekken. Dat geeft je het gevoel dat de wereld een veilige plek is waarop je invloed uit kan oefenen. Het gevoel veilig te zijn en controle te hebben over je leven is een eerste levensbehoefte.
Een moeder die de signalen van haar kroost negeert en er onvoorspelbaar, afwijzend of onverschillig mee omgaat leert haar kind de wereld op een heel andere manier kennen. Die baby merkt dat hij niet veel invloed op zijn omgeving heeft, waardoor hij angstig en onzeker wordt. Je verzorgers moeten in de eerste plaats een belangrijke thuishaven creëren waarop jij kunt bouwen. Dat helpt je ook om te gaan met pech, tegenslag en emotionele pijn en het leert je zowel op jezelf als anderen te vertrouwen.
In die cruciale eerste jaren wordt dus voor een belangrijk deel jouw algemene kijk op de wereld en jouw rol daarin gevormd. Die kijk staat natuurlijk niet vast, maar die eerste ervaringen vormen een belangrijke basis van hoe je jouw wereld- en zelfbeeld verder zult inkleuren. De mate van geborgenheid die jij in je eerste jaren hebt ervaren blijkt essentieel te zijn voor hoe gemakkelijk jij je later zult kunnen binden aan anderen.
De eerste die dit hechtingsfenomeen op de wetenschappelijke kaart zetten was de Engelse psycholoog John Bowlby met zijn wereldberoemde theorie over hechtingsstijlen. Zijn theorie, geformuleerd in de jaren 40 staat nog steeds heel sterk: wetenschappers kunnen alléén al door het gedrag van de moeder te observeren al voor de geboorte voor 75 procent voorspellen welke hechtingsstijl een kind zal ontwikkelen. Uit zijn onderzoeken onderscheidde Bowlby vier hechtingstypen:
Veilig gehecht – Het is een kleine zegen als je veilig gehecht bent. Het geeft je een goede basis om zowel op jezelf als de wereld te vertrouwen en daar meer uit te halen. Uit onderzoek blijkt veilig gehechten stressbestendiger en gelukkiger zijn, minder psychische en lichamelijke klachten hebben, minder vaak overspel plegen, minder vaak depressief zijn, betere relaties en vriendschappen hebben en het ook nog eens beter doen op het werk. Zo’n 60 a 70 % van de kinderen is veilig gehecht.
Angstig-obsessief – Je bent waarschijnlijk angstig-obsessief gehecht als je onvoorspelbare ouders had die jou vaak aan je lot overlieten en jij niet wist waar je aan toe was. Zo’n 10 % van de kinderen voldoet aan dit hechtingspatroon. Angstig-obsessief gehechten klampen zich vaak vast aan hun partner, hebben angst verlaten te worden en zijn snel jaloers. Deze mensen hebben de neiging om alles op zichzelf te betrekken en te overdrijven als er iets tegenzit. Een partner die graag in de sportschool is kan door zo iemand onterecht worden beschuldigd niet voldoende van hem/haar te houden. Angstig-obsessief gehechten hebben soms zo veel steun en bevestiging nodig dat ze er andersom niet voor hun partner kunnen zijn als die het nodig heeft. Dat maakt de relatie vaak ongelijkwaardig en eenzijdig.
Afwijzend-vermijdend – Je bent afwijzend-vermijdend gehecht als je door afstandelijke ouders leerde je gevoelens niet te uiten omdat daar toch afwijzend op werd gereageerd. De kans bestaat dat je daardoor extra wantrouwend tegenover anderen werd en al heel vroeg moest leren op eigen benen te staan. De kans bestaat ook dat je nu weinig verwacht van de liefde, heel onafhankelijk bent en jezelf misschien wel hebt wijsgemaakt dat je helemaal geen liefde nodig hebt. Wanneer afwijzend-vermijdend gehechten een relatie hebben gaat dit vaak niet heel soepel, vooral niet voor de partner: die krijgt niet echt een gevoelsmatige band met zijn geliefde. Zo’n 20 % heeft een soortgelijk hechtingspatroon.
Angstig-vermijdend – Je kunt door afstandelijke ouders ook angstig-vermijdend gehecht raken en daardoor niet alleen je vertrouwen in anderen kwijtraken, maar ook het vertrouwen in jezelf. Zo’n 15 % van de mensen heeft daar last van. Angstig-vermijdenden kunnen intens verlangen en zoeken naar liefde, maar geloven niet dat ze het waard zijn. Deze mensen raken snel verzeild in een relatiepatroon van aantrekken en afstoten. Het zijn vaak mensen die in knipperlichtrelaties terechtkomen.
Je eigen hechtingsstijl onderzoeken is gelukkig ook geen rocket science. Jij kunt nu ter plekke bepalen tot welke categorie je hoort. Jouw gevoelsmatige antwoord op onderstaande twee vragen bepaalt min of meer welke hechtingsstijl je hebt.
1. Hoe bang ben ik dat ik verlaten word?
2. Hoe ontspannen ben ik met intimiteit?
Mensen met een slecht zelfbeeld (angstig-afwijzend en angstig-vermijdend) zijn vaak bang verlaten te worden. Als we onszelf de moeite waard vinden dan gaan we er vanuit dat ander van ons houden als die persoon ons beter leert kennen.
De tweede vraag gaat meer over hoe wij anderen zien. Hoe achterdochtiger we zijn en hoe minder we denken dat mensen te vertrouwen zijn, hoe meer we afstand zullen houden als anderen te dichtbij (willen) komen (angstig-vermijdend en afwijzend-vermijdend).
Het slechte nieuws is dat de omgangsvormen die je in je jeugd hebt geleerd nogal hardnekkig zijn. Ze zijn in zekere de basis van je persoonlijkheid geworden. Maar denk nu niet dat je jarenlang in psychoanalyse moet om de fouten en missers van je ouders te herstellen en die arme mensen met boze mails en emotionele tirades moet bestoken. Dat maakt je situatie niet beter. Het goede nieuws: onze hersenen (en daarmee onze ‘look & feel’ van de wereld) zijn ook redelijk plastisch en dus te veranderen. Hechtingsstijlen zijn geen vaststaande pilaren, ze evolueren met ons mee. De invloed van de relaties die we nu hebben verandert ook onze hechtingsstijl. De constructieve, liefdevolle omgang met anderen – vooral met veilig gehechte mensen – kan je leren hoe het anders kan. Relaties zijn besmettelijk. De relatie die jij nu hebt kan jouw angsten en neigingen versterken of dempen, in positieve en negatieve zin. Je weet intuïtief best welke relaties goed en welke slecht voor je zijn. Het is dus goed een partner te kiezen die jouw angsten en neigingen niet continu aanjaagt en versterkt.
Vechten voor een partner die gewoon niet bij je past en die jou structureel ongelukkig maakt, kan jou onzekerder en afhankelijker maken dan nodig. Realistische verwachtingen over relaties en voldoende zelfkennis (lees: weten wat jij nodig hebt en wat voor soort relatie voor jou werkt en daar eerlijk over zijn naar jezelf en de ander) maken dat je je liefdesleven opnieuw kunt leren vormgeven. Daarbij kan het nuttig zijn jezelf iets andere relatieregels te leren. Volgens schattingen slaagt 30 procent van de mensen er in de loop van het leven om zich veiliger te hechten.
Omdat jouw huidige relatieregels vaak intuïtief en automatisch verlopen is het goed om sommige ervan bewust te veranderen. Je kan – bijvoorbeeld voordat je halsoverkop weer een relatie wordt gezogen met een lastig type die er indrukwekkend uitziet – heus leren om jezelf in toom te houden. Kom er eerst achter of je bij elkaar past, of jullie matchende verwachtingen van een relatie hebben. Een andere belangrijke voorwaarde om te kijken of er meer in je relaties zit dan je er nu uithaalt is beter, efficiënter en eerlijker te communiceren. Gevoelens van vertrouwen, intimiteit en connectie worden direct en indirect geregeld door hoe jij met anderen communiceert.
De belangrijkste boodschap is niet om jou een hechtingsprobleem aan te praten en je te stimuleren om de rest van je liefdeslastige leven je ouders te vervloeken. Zeer waarschijnlijk bedoelden ze het goed, maar waren ze te onhandig en te onvolwassen om het anderste doen. Mogelijk waren zij ook het slachtoffer van een lastige jeugd en hun eigen issues. De allerbelangrijkste les is niet om jezelf of anderen te veroordelen, maar om meer begrijp te kweken voor hoe je bent geworden en jou bewuster en adequater om te leren gaan met jouw huidige verlangens en angsten. Met zelfmedelijden en wrok kom je uiteindelijk niet veel verder, met een acceptatie van jezelf en vertrouwen in een andere toekomst wel. Door iets bewuster te zijn hoe jij je huidige liefdesleven saboteert, kun je die in de toekomst op positieve manier leren veranderen.