Psychologisch woordenboek: geluk
We zijn er allemaal naar op zoek, maar wat is dit glibberige ‘ding’ dat wij geluk noemen? Een goede algemene definitie van geluk zou kunnen zijn: tevredenheid met het leven zoals het zich in het hier en nu aan je voordoet. Het kenmerkt zich door de afwezigheid van zorgen en angsten over toekomst of verdriet en schuldgevoelens over wat geweest is. Als we doen waar we van houden, en daarbij de tijd vergeten dan is dat wat we -vaak achteraf- als geluk betitelen. Schilderen, sporten, seksen, lezen, dansen zijn veelgenoemde voorbeelden. De mens is niet gemaakt om permanent gelukkig te zijn, anders zouden we weinig klaarspelen, maar zonder een regelmatige dosis geluk verliest het leven zijn glans.
Geluk is overigens iets anders dan genot. Neuropsychologen kunnen dat in de hersenen terugzien. Geluk is te herkennen aan een toename van endorfinen (hersenstofjes met een morfine-achtig karakter die een soort universeel liefdesgevoel geven). Genot is herkenbaar aan een mix van andere hersenstofjes: dopamine, serotonine en/of adrenaline. In de praktijk geven al die verschillende processen tezamen één bepaald gevoel, rangerend van tevreden tot euforisch. In de psychologische hulpverlening is tegenwoordig meer en meer nadruk gekomen op het versterken van geluk en positieve gevoelens dan vroeger waar vooral het verhelpen van de psychische ongemakken op de voorgrond stond. De Positieve Psychologie van Martin Seligman en Mihaly Csikszentmihalyi is daar een voorbeeld van.
Neuropsycholoog en filosoof Sam Harris doet ook een duit in het zakje: