Laat de feiten spreken, niet de vooroordelen
Evolutionair psycholoog Satoshi Kanazawa windt er geen doekjes om: ‘Bijna alle stereotypen zijn waar!’ Het klinkt als een gevaarlijke uitspraak, maar zoals hij het uitlegt, klopt het. Het betekent NIET dat jouw specifieke vooroordelen over willekeurig aanwijsbare Surinamers, ballen, ambtenaren, Jehova’s, kampbewoners, moslims, homo’s en songfestival-liefhebbers kloppen, maar WEL dat jouw stereotypering mogelijk een statistische waarheid bevat over de groep als geheel.
Een statistische waarheid beschrijft een gemiddelde (en voor het menselijk oog onzichtbare) werkelijkheid, een vooroordeel of stereotype is een eenzijdige en karikaturale overdrijving daarvan.
In theorie is het duidelijk: een statistisch gegeven is niet hetzelfde als vooroordeel, maar hoe houd je ze in de praktijk netjes uit elkaar? Dat is lastig. Het is soms onmogelijk om de twee niet te verwarren en veel politici misbruiken die verwarring.
Vooroordeel versus statische waarheid
Het verschil tussen feit en vooroordeel is gemakkelijk te herkennen bij een gegeven als vrouwen zijn kleiner dan mannen. Als we een vrouw van twee-meter-tien zien, weten we direct dat deze mevrouw niet voldoet aan het stereotype. Als we een kleinere vrouw zien en niet direct zien of ze aan het stereotype voldoet dan kunnen we haar opmeten. Als ze onder de gemiddelde lengte van de Nederlandse man (1,85 meter) ligt dan klopt het stereotype.
Wanneer het gaat om interne eigenschappen dan wordt het onderscheid vooroordeel versus statistisch feit al een stuk lastiger te maken, soms zelfs onmogelijk. Een uitspraak als vrouwen zijn meelevender en socialer dan mannen bijvoorbeeld klopt prima met de werkelijkheid, maar is moeilijk te controleren. Zelfs als de waarneming de feiten duidelijk tegenspreekt kun je het zo draaien dat het vooroordeel intact blijft. Een doorgedraaide geƫmancipeerde mannenhaatster zou bijvoorbeeld kunnen denken dat die botte vrouw van zojuist gewoon een zware dag heeft gehad en de vriendelijke man die haar te woord stond een glibberige slijmbal is.
Discriminatie
Mensen blijken een heel robuust onbewust mechanisme te hebben om in termen van ‘wij’ en ‘zij’ te denken. Zet een willekeurige groep vreemde mensen in een ruimte bij elkaar en binnen enkele minuten ontstaan er groepjes en stelletjes, op basis van willekeurige overeenkomsten, zoals het leuk vinden van een schilderij dat in de ruimte hangt. Genoeg psychologisch onderzoek laat ziet dat mensen zich al identificeren met een groep mensen wanneer zij door louter toeval door de onderzoekers in dezelfde lift of wachtkamer worden geplaatst. Alleen het samen omhoog gaan of samen wachten laat mensen in een later stadium voordeliger over hun ‘eigen’ mensen denken.
Het uitspreken van stereotypen wordt trouwens pas als discriminerend ervaren wanneer het gaat om ongewenste eigenschappen. Als er al ongewenste verschillen tussen groepen zijn, en wantrouwen, dan zullen ze gemakkelijk tot een heus conflict kunnen leiden. Grote kans dat de groep gewoon ziet wat het verwacht te zien en hun vooroordelen bevestigd zien door het self-fulfilling prophecy-effect. Als jij wantrouwig bent, dan is de kans groot dat iemand daar ‘passend’ op reageert.
Mensen met vreemdelingenhaat bijvoorbeeld zullen eerder hetzelfde vriendelijke gebaar van iemand uit de eigen groep prijzen en die van de buitenstaander afdoen als een goedkope manier om iets van ze gedaan te krijgen. Vaak wordt het positieve gedrag van een gewaardeerde insider als een persoonlijke eigenschap gezien (‘het is ook een lieverd’) en het positieve gedrag van een gewantrouwde vreemdeling als iets dat aan de omstandigheden ligt (‘hij moet nu wel aardig doen, want hij heeft het behoorlijk verkloot vorige keer’). Bij negatief gedrag gaat het precies andersom.
Dit soort interpretaties – hoe onwaar ook – zijn erg lastig te corrigeren.
Hoe kun je de isolerende en verdeeldheid zaaiende impact van negatieve vooroordelen beperken? Gedraag je in ieder geval tijdelijk alsof ze er niet toe doen (tenzij je denkt met een crimineel te maken te hebben).