Category: Breinwerk

Het probleem met psychologische diagnoses (en woorden in het algemeen)?

Het probleem met psychologische diagnosesMet psychologische termen en diagnoses kun je lekker smijten. De depressies, burn-outs, autistische partners, narcistisch bazen, bindingsangstige minnaars, minderwaardigheidscomplexen en allerhande verslavingen vliegen ons tegenwoordig om de oren. We speculeren graag over afwijkend gedrag van sterren, kennissen en vrienden. Gisteren nog werd mij door een tv-programma gevraagd of Gordon een narcist is? ‘Omdat ie zoveel ruzie zoekt.’

Dit diagnostische ‘jargonkletsen’ wekt misschien de suggestie dat iemand verstand van zaken heeft, tot nieuwe inzichten leidt het zelden. Ook niet als professionals het doen.

Wanneer wordt lastig gedrag een heuse psychische stoornis?
Ben jij van nature wat somber of heb je een klinische depressie? Kan jouw partner gewoon erg slecht tegen onzekerheid of heeft ze een obssesieve-compulsieve stoornis? Heeft je kind ADHD en bijhorende leerproblemen, of is hij vooral een energiebommetje dat meer aan sport moet doen? Is je baas een arrogante kwast die te lang in een koorballencultuur heeft meegedraaid of een narcist? Is jouw buurvrouw iemand die zich graag verliest in geestverruimende activiteiten of een drugsverslaafde? Verwarrend hoor, woorden.

Laten we over het volgende alvast glashelder (en wetenschappelijk) zijn: in het brein bestaan geen categorieën. De hersenen zijn een grote homp grijze massa, bestaande uit miljarden zenuwcellen die met elkaar in verbinding staan. Ergens ontstaat daaruit het ik-gevoel plus bijbehorende verzameling neigingen, gewoonten, angsten, impulsen en verlangens. Allemaal zaken die wederzijds invloed op elkaar uitoefenen. En die in sommige situaties of omgevingen voor problemen zorgen. En in andere juist voor succes of geluk.

Psychologische diagnoses zijn per definitie misleidend. Ze duiden (meestal) geen zichtbaar beschadigde hersengebieden: het zijn interpretaties over een complexe interactie tussen lichaam, brein, persoonlijkheid, gedrag en omgeving. Er is geen wetenschappelijke basis voor psychologische diagnoses. Het zijn slechts afspraken over welk label we de combinatie van een rijtje gedragingen geven. Diagnoses zijn misschien nuttig als communicatietool voor de mensen die ermee werken (therapeuten, cliënten en zorgverzekeraars), verder werken ze gemakkelijk verwarring in de hand. Vooral wanneer we vergeten dat een mentale diagnose als ‘borderline’ niet vergelijkbaar is met een medische diagnose als ‘blindedarmontsteking’. De meeste therapeuten en psychiaters weten dat heus: zij hanteren daarom uiteindelijk het lijden van hun patiënten (of hun omgeving) als belangrijkste graadmeter om een behandeling te starten.

De geboorte van psychiatrische diagoses
In plaats van licht te schijnen op de menselijk gedrag en het brein hebben de oerpsychologen ons op een dwaalspoor gezet met hunnie moeilijke woorden en zelfverzonnen hokjes. Even een kort historisch overzicht om psychiatrische diagnoses in perspectief te plaatsen:

De psychiatrie is een piepjonge wetenschap die niet lang geleden nog voor een groot gedeelte bestond uit het associëren theoretiseren over menselijk gedrag en het doen van wilde experimenten. Dat laatste ging er soms barbaars aan toe. Overspannen mensen werden bijvoorbeeld in ijswater gedompeld, gekneveld, verdoofd met paardenmiddelen of met zware elektrische schokken tot rust gemaand. Er werd gretig in hersenen geboord en gesneden om te kijken hoe patiënten reageerden. En, recentelijk, na de Tweede Wereldoorlog zijn er in Amerikaanse klinieken levens verwoest door het toedienen van belachelijk hoge doses LSD aan patiënten in ‘isolatiecellen’. De verantwoordelijke psychopaat psychiater wilde testen of hij de geheugens van zijn patiënten kon resetten zodat ze helemaal opnieuw konden beginnen. Echte horror. Als je het zonnig bekijkt: we hebben er veel van geleerd. Al het pionieren is lastig en je moet ergens beginnen, nietwaar?

Het zijn slechts een paar illustere voorbeelden van hoe de psychiatrie zich op de wetenschappelijke kaart heeft geprobeerd te werken. Ons huidige diagnostische systeem is een erfenis van die tijd. Om gaten in hun kennis te verbloemen (en toch wetenschappelijkheid en autoriteit uit te stralen) deden de zielendokters witte jassen aan en gaven vreemd (en niet zo vreemd) gedrag sjieke, latijnse namen. Zoals: neurasthenie, hysterische neurose en de allerbeste: dysaethesia aethiopica of drapetomanie. Dit laatste was de ‘waanzinnige’ drang van slaven om vrij te willen zijn. Je moest als slaaf wel gek zijn om te willen vluchten van een baasje dat jou onderdak, veiligheid en eten verschaft, toch?

Omdat de geestelijke gezondheidszorg eeuwenlang verdoemd leek tot een studie van de subjectieve beleving, kon elke kwakzalver zijn wilde theorieën zomaar aan de man brengen. Als een paar van de patiënten het gevoel hadden dat jouw schreeuw-het-er-maar-uit-therapie werkte was het al snel goed. Er waren simpelweg nog geen goede wetenschappelijke alternatieven. Hierdoor was het ook mogelijk dat elke psychiatrische en therapeutische school eigen diagnostische criteria hanteerde volgens een uniek specifiek wereld- en mensbeeld. De diagnostische criteria verschilden uiteraard ook per cultuur. Waar je elders een dwangbuis zou krijgen wanneer je iets te lang een aap imiteerde, kon je in India zomaar worden aangezien voor de heilige incarnatie van Hanuman, de Apengod. In dat geval kreeg je een bloemenkrans, en een schare volgelingen.

De geboorte van de DSM
In de jaren vijftig besloten de grote psychologen de koppen bij elkaar te steken en iets aan de verwarring te doen. Ze wilden uniformiteit en wetenschappelijkheid in de wereld van de psychische klachten brengen. In 1952 verscheen daarom het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, kortweg DSM. Het officiële Groene boekje van psychische aandoeningen. Dat was alvast een hele verbetering. Nu was de verwarring tenminste duidelijk in kaart gebracht. Door deskundigen die wetenschappelijk onderzoek begrepen en zich vaak jarenlang hadden vastgebeten in het verhelpen en onderzoeken van specifieke psychische klachten.

‘Het doel was nobel. Niet geld verdienen of medicijnen verkopen, maar mensen helpen.’ Dat meent psychiater en oud-redacteur van de DSM-III, Allan Frances. ‘Maar inmiddels zijn we ons doel ver voorbij geschoten met de vijfde versie van de DSM.’ In zijn boek ‘Terug naar Normaal’ waarschuwt Frances voor de DSM-V die deze maand (mei, 2013) verschijnt: “We zijn doorgeschoten in diagnoses voor stoornissen die geen serieuze stoornis zijn. Te lang rouwen en vergeetachtigheid zijn voorbeelden van vrij normale toestanden die niet geproblematiseerd hoeven worden worden en die nu wel als stoornis worden neergezet. We leven in een tijd van diagnostische inflatie en overmedicatie. De oorzaak daarvan is dat de definities van stoornissen om volledig te zijn steeds ruimer zijn geworden.” Kinderen die temperamentvol en driftig zijn, krijgen de diagnose bipolaire stoornis of ADHD. De symptomen zijn niet toegenomen. Kinderen krijgen alleen veel sneller het etiket opgeplakt plus bijbehorende medicatie en bijwerkingen. In Amerika waar farmaceuten hun pillen mogen verkopen en aanprijzen alsof het om waterijsjes gaat is dit problematisch. In Nederland is de invloed van de farmaceutische industrie een stuk minder groot, maar toch.

Frances zelf is niet antipsychiatrie, maar vindt dat de DSM zich moet beperken tot de mensen die echt psychische zorg nodig hebben. De DSM-III (1987) is volgens hem een betere leidraad dan de meest recente. De DSM-III bestaat uit voldoende basiscategorieën om de clinicus op weg te helpen, maar verder moet deze met zorg en aandacht samen met de patiënt uitzoeken wat een goede behandelstrategie zou kunnen zijn. Zo zou het volgens Frances moeten zijn. ‘Het gevaar is nu dat je het nadenken kunt overlaten aan een boek en diagnostische vragenlijst. Je telt de beschreven symptomen bij elkaar op en leest welke medicijnen of behandeling daar voor gebruikt worden.’

Onze haatliefdeverhouding met hokjesdenken
Diagnoses zijn noodgedwongen een simplificatie, bedoeld om voor professionals om sneller en beter te communiceren. Dat is altijd gevaarlijk. We weten ook tegenwoordig nog bar weinig van het menselijk brein. Ondanks het ontbreken van een wetenschappelijke basis voor psychologische diagnoses, krijgen deze labels in de praktijk wel betekenis. Als de hulpverlener doet alsof het label op waarheid berust, en daardoor minder oog heeft voor de daadwerkelijke, unieke toestand van de cliënt, dan is hij misschien wel net zo verward als degene die hij probeert te helpen.

Het taalgebruik in de DSM roept die verwarring op. Hoewel de betrokken psychologen en psychiaters het gevaar van wollig woordgebruik kennen en met hun diagnoses bepaald niet over een nacht ijs gaan, blinkt de DSM niet bepaald uit in helderheid. Het onderscheid tussen gedrags-, stemmings- en persoonlijkheidsstoornis veronderstelt alvast een vals onderscheid tussen gedrag, stemming en persoonlijkheid. Waar eindigt een gedragsstoornis en wordt het een persoonlijkheidsprobleem? Stoornissen en aandoeningen veranderen regelmatig van naam, of van definitie. Sommige worden geschrapt (homoseksualiteit), andere komen erbij (gokverslaving, eetbuistoornis). In de praktijk kun je dit soort taferelen (hilarisch filmpje) verwachten.

Natuurlijk, je moet ergens een lijn trekken om psychische klachten te categoriseren, maar een groeiende groep deskundigen pleit voor een logischere kijk op geestelijke (on)gezondheid. Eentje die het brein als basis neemt. We hebben hiervoor de tijd mee. Hersenonderzoekers leren door moderne hersensscantechnieken steeds meer over de soms ingewikkelde relaties tussen specifieke hersendelen, neurotransmitters en verschillende subjectieve toestanden die daarmee corresponderen. Zo leren we steeds beter hoe verschillende hersencircuits bepaalde klachten in stand houden en verergeren. Dit geeft een basis voor nieuwe definities over persoonlijkheid en psychische klachten. De Amerikaanse neuroloog Richard Davidson doet op dit gebied baanbrekend werk. Na jarenlang turen in de breinen van zijn proefpersonen legt hij ‘in zijn laatste boek ‘Training the emotional brain‘ een nieuwe biologische basis bloot voor verschillen in persoonlijkheid, emotionele stijl en het veranderen daarvan. Hij doet een eerste poging om de inzichten uit hersenonderzoek te synchroniseren met de traditionele kijk op persoonlijkheidstypen en gedragsverandering. Hij hoopt hiermee een paradigmaverschuiving te bewerkstelligen in hoe we psychische stoornissen beschrijven en behandelen.

Mensen die bang zijn dat de wetenschap ons gevoelsleven alleen verder zal proberen te ‘moleculiseren’, om geschikte pilletjes te maken, hebben het mis. Het voortschrijden van de wetenschap leidt niet noodzakelijk tot meer meer invloed van de farmaceutische industrie. Meer inzicht betekent ook effectievere behandelingen zonder pillen. Zo zijn therapeuten tegenwoordig minder bezig met het eindeloos graven in iemands verleden of het domweg dempen van gevoelens middels medicatie. De inzichten van mensen als Davidson laten zien dat de hersenen flexibeler zijn dan werd aangenomen en soms met relatief simpele methodes kunnen veranderen. Een simpel rollenspel of regelmatig mediteren kunnen soms al wonderen doen. Ook dagen er hoopvolle inzichten voor nu nog onbehandelbare stoornissen als schizofrenie en autisme. Recent hersenonderzoek laat ook zien dat veel diagnoses pas worden gesteld als het te laat is. Namelijk als de bijbehorende gedragsveranderingen waarneembaar worden. De ontwikkeling van bijvoorbeeld schizofrenie kan in het brein al jaren eerder worden ontdekt, zonder dat de symptomen zich uiterlijk manifesteren. We weten ook dat vroeg ingrijpen de kans op het ontwikkelen van schizofrenie kan verkleinen.

Tot slot
De geestelijke gezondheidszorg is werk in uitvoering en staat als wetenschap in de kinderschoenen. In elke wetenschap kun je excessen, misverstanden en debatten verwachten. In zo’n complex werkveld als de psychologie des te meer. Het doel van psychotherapie zou moeten zijn om met zo min mogelijk bijwerkingen, interventie en afhankelijkheid van de therapeut cliënten klachtenvrij en onafhankelijk te maken. Daar bestaat bij de meeste hulpverleners gelukkig grote consensus over.

Zie hier een korte lezing (13 minuten) van Thomas Insel waarin hij pleit voor een een andere kijk op psychische problemen.

Update: The National Institute of Mental Health, het grootste GGZ-centrum in de wereld, staat niet achter DSM-V en trekt steun terug

eKudos Nu Jij

Doe je waar je in gelooft? Geloof je in wat je doet?

Heb je vertrouwen in de toekomst? Reageer je ongemakkelijk als iemand in een volle tram je vraagt welke politieke partij je stemt? Eet je ecologisch? Vind je het belangrijk om goed belezen te zijn? Doe je je best om gezond en fit te blijven? Zeg je makkelijk ‘nee’ tegen verzoeken van anderen? Maak je snel een praatje met anderen?

Jouw antwoorden op die willekeurige vragen verraden enkele zaken die jij over jezelf en de wereld bent gaan geloven. Het bolwerk van deze veronderstellingen geven jou een coherente kijk op het leven en geven jouw gedrag richting. Jouw specifieke wereld- en zelfbeeld bepalen heel direct jouw dagelijkse acties en hoe je met anderen omgaat. Twijfel je daaraan? Probeer je in te denken hoe het zou zijn als je de volgende veronderstellingen écht zou geloven:

1. Je hebt nog een maand te leven
2. Je bent ervan overtuigd dat jij de nieuwe Messias bent
3. Je hebt een miljoen euro gewonnen in de loterij

Het zijn slechts woorden… totdat je ze gelooft. Op het moment dat deze gedachten als werkelijkheid voelen, bepalen ze hoe je je leven inricht. Het geloof in die gedachten vertaalt zich in specifieke gevoelens, verwachtingen en acties.

Als je wilt veranderen kom je er niet onderuit een aantal van je huidige veronderstellingen onder de loep te nemen en uit te dagen. Klopt het wel echt wat ik denk? Zijn er ook andere verklaringen? Je kunt van alles willen, maar verandering wordt bijna altijd tegengegaan door beperkende aannames over jezelf en je mogelijkheden. Sommige beperkingen – zoals een fysieke handicap – heb je maar te accepteren, andere zijn waarschijnlijk niets meer dan aangeleerde gewoonten die je kunt veranderen. Maar niet zonder slag of stoot.

Stel dat je wat spontaner en charmanter zou willen reageren op de mensen die je ontmoet. Misschien weet je zelfs hoe dat eruit zou zien. Je weet bijvoorbeeld dat vrienden vaak om jouw grappen lachen. De mensen bij wie je je op de gemakt voelt. Toch vertaalt die wetenschap zich lang niet altijd niet naar je gedrag als je op een feestje met onbekenden bent, of wanneer je iemand aantrekkelijk vindt. Dan word je ineens hyperbewust van jezelf. En geremd. Dan komen die weerstanden ineens weer op, en voel je je onhandig, misschien zelfs onaantrekkelijk.

Een heel ander voorbeeld. Veel werknemers worstelen met het woord ‘nee’. Ze hebben bijvoorbeeld een veeleisende baas die veel van hen vraagt. Meer dan ze aankunnen. Telkens nemen ze zich voor ‘nee’ te zeggen op het volgende rekwest. Totdat ze zichzelf weer tegen hun baas horen zeggen: ‘Ja, is goed, kijk ik wel even naar.’ Dat kan jarenlang zo doorgaan, totdat een burnout hen dwingt om ‘nee’ te zeggen.

Het lastige is dat veel veronderstellingen niet overeenkomen met hoe we er in een rationele bui over denken. Veel mensen weten best dat anderen niet meer (of minder) waard zijn dan zijzelf, en toch gedragen ze zich daar niet naar. Ze laten anderen de agenda van hun leven bepalen. Ze weten dat het vriendelijk weigeren van het zoveelste verzoek van een baas best redelijk is, en toch voelen ze dat ze ‘ja’ moeten zeggen. Uit angst dat de baas het toch niet begrijpt en een andere werknemer zal gaan voortrekken. Veel mensen weten ook dat vliegen statistisch gezien een van de veiligste manieren van transport is. Hun neiging te hyperventileren als het zover is laat zien dat ze daar toch niet helemaal van overtuigd zijn.

Er is heel vaak een conflict tussen wat we voelen en denken. En het gevoel wint daarbij meestal. Het veranderen van oude veronderstellingen is daarom lastig. Ze voelen als van jouzelf. Ze zijn vervlochten geraakt met je identiteit en je kunt ze – zelfs als ze je tot last zijn – niet zomaar opzij schuiven.

Een periode waarin je deze ‘beperkingen’ bewust uitdaagt en test kan maken dat je andere dingen over jezelf gaat geloven. En zoals inmiddels duidelijk moge zijn: ‘anders denken’ is niet genoeg. Om te veranderen moet je experimenteren met ander gedrag. Je gevoel verandert pas als je nieuwe ervaringen opdoet die de oude veronderstellingen laten afbrokkelen.

Soms kan slechts één nieuwe ervaring kan in een keer een oude veronderstelling teniet doen. Daar zit een eenvoudig principe achter. Je kunt bijvoorbeeld overtuigd zijn dat alle zwanen wit zijn. Je hoeft er maar eentje tegen te komen die zwart is om dat geloof in duigen te laten vallen. Ik dacht ooit dat ik nooit een coherent praatje voor een groep van meer dan vier mensen kon houden. Dat wist ik zeker. Helaas kon ik mijn afstudeerpresentatie niet vermijden. Ik moest – hopelijk voor het allerlaatst – de vernedering van mijn onkunde publiekelijk aangaan. Ik was overtuigd dat mijn goed voorbereide praatje in de soep zou draaien. Er was wat wodka voor nodig om mijn zenuwen te kalmeren en ik had het goed voorbereid. Wonderwel ging het redelijk. Er werd zelfs gelachen.

Voor de andere aanwezigen was dit het zoveelste praatje waar ze verplicht bij moesten zijn, voor mij was het een overwinning. De deur naar een leven waarin ik iets durfde te zeggen in groepen. Het niet confronteren van jouw angsten en weerstanden is jezelf de mogelijkheid ontzeggen om uit oude beperkende veronderstellingen te groeien en gelukkiger en succesvoller door het leven te gaan. Vermijding is de slechtste strategie als je een vruchtbaarder leven wilt leiden. Zelfs aan positief denken heb je weinig, je moet positief doen. Dingen op een andere manier doen is de koninklijke route naar verandering.

Doe je waar je in gelooft? Geloof je in wat je doet? Geeft niks. Gewoon nog een tijdje oefenen en doen alsof dat wel zo is. Slecht één positieve ervaring kan alles veranderen.

eKudos Nu Jij

Ode aan de winterzwemmer

Je wilt je grenzen verleggen en vaker surfen, maar niet verhuizen naar een ander land? Want je hebt hier een baan, een paar vrienden, een partner en je bent gehecht aan vanillevla? Er is een alternatieve manier. Leer kou en ijs te trotseren. Ineens heb je een zee aan extra mogelijkheden. De winter produceert de beste golven en houdt alle koukleumen op gepaste afstand.

Deze column verscheen in 6 Surfing magazine

Ik hoor je denken: “Hou maar op. Kou en genieten gaan net zo goed samen als seks en de miljoenennota. Leuk dat je jezelf na een koude sessie een bikkel vindt, verder is surfen met verkrampte tengels en een paarsrood aangelopen waterijshoofd niet bijzonder inspirerend.” Dat begrijp ik goed. Ooit was ik ook een koukleum. Nederlandse winters associeerde ik met open haarden, kopjes thee, boekjes lezen, dvd-tjes kijken, dat soort dingen. Nederlandse lentes, zomers en herfsten vaak ook trouwens. Stond de thermometer op twaalf graden? Gewoon lekker binnenblijven.

Je voelt het vast aankomen; ik ben daarin veranderd. Tijdens een hardnekkige blessure -”half jaartje niet surfen meneer Lopez” – ben ik maar gaan zwemmen in een meertje bij mij in de buurt. Gewoon een beetje poedelen, in een Speedo’tje, naar de overkant en weer terug, met vrienden. Ik en een maatje gingen al snel dagelijks naar het water. Alleen al vanwege het fietstochtje, tegen de stress van onze deadlines en de ongemakken van een zittend bestaan. Na de eerste keer kopje onder kwam je als herboren boven. Enfin, je kent het vast van je surfsessies. Ik raakte eraan verknocht.

Wij merkten gek genoeg dat het verslavende effect groter werd naarmate het kouder werd. Bij 10 graden en minder werd het pas echt leuk. Het water inlopen bleef een kleine hel. Eenmaal in het water, na een paar keer onvrijwillig hijgen, voelde ik al geen temperatuurverschil meer. Eenmaal op de kant was mijn lichaam getransformeerd tot een gloeiend ijzeren pantser en mijn hoofd tot een tollende draaimolen. Je lichaam raakt ervan in de war. Niet onprettig. Je wordt high door de plotselinge toename van bloed dat naar de oppervlakte van je lichaam wordt getrokken. Hoe vaker ik het deed, hoe minder de drempelvrees werd. Ook de heftige hartkloppingen vooraf en het hijgen en rillen in het water namen af, terwijl het grote voordeel bleef: ik kwam elke keer herboren het water uit.

Inmiddels kan ik zonder weerstand en beven wateren tot zes graden in. Da’s nog niks. Echte koudwateradepten, zoals bijvoorbeeld Wim Hof alias ‘The Iceman’, genieten van wateren rond het vriespunt. Hoe dat kan? Lichaam en brein passen zich fysiek aan de extreme temperaturen aan en gaan daar steeds efficiënter mee om. Op een gegeven moment protesteert het lichaam niet meer tegen de kou, maar past het zich aan en ontspant. Onderzoek van professor fysiologie Michael Tipton liet zien dat slechts vijf dagelijkse koudwaterdipjes van een paar minuten de heftige effecten van de koudwatershock voor een groot gedeelte onderdrukken. Terwijl normale mensen in lichte shock verkeren, kunnen ervaren koudwaterzwemmers rustig een praatje maken en genieten van de omgeving. Natuurlijk kunnen zij ook dit niet lang volhouden, het gaat vaak om minuten. Zo koelen ze niet geheel af, maar genieten ze van de reactie die het lichaam hierop geeft. Het is meer dan genieten trouwens. Er zijn aanwijzingen dat koudwaterbaden je immuunsysteem sterken en ontstekingen remmen. Dat laatste is de reden waarom mensen met artritis of reuma er baat bij lijken te hebben. Na zo’n koud bad voelen ze zich relatief pijnvrij. Winterzwemmen is dus niet alleen geschikt voor Vikingen. Stokoude mannetjes en vrouwtjes doen het ook.

Eén nadeel, hoe langer je in kou water zwemt, hoe minder de natuurlijke roes wordt. Daarom ben ik blij dat mijn rug genezen is verklaard. De high kan ik nu weer gewoon uit het surfen halen. Op mijn dooie gemak, met slechts een paar surfers om me heen, in een comfortabel zomerwetsuitje.

P.S. Als beginner zwem je niet langer dan de watertemperatuur in minuten. Bij 10 graden zwem je dus 10 minuten.’ Een thermometer en waterdicht horloge zijn nuttig. Mensen met een zwak hart moeten het winterzwemmen extra rustig opbouwen en nooit zomaar koud water in plonzen zonder hun hart te ‘waarschuwen’.

eKudos Nu Jij

Blinde vlekken: denkfouten, drogredenen, misverstanden & illusies

We denken vaak goede redenen te hebben om ‘iets’ te vinden terwijl we in werkelijkheid vaak ‘iets vinden’ en daar de redenen bij verzinnen. Uit deze blinde oppervlek ontstaan talloze andere blinde vlekken.

We kopen eerder iets als we de verkoper aardig vinden. We vinden iemand aardiger als we een kop thee krijgen dan een koud frisdrankje. We vinden een potentiële date aantrekkelijker als we deze op een hangbrug tegenkomen in plaats van op de begane grond. We onderschatten systematisch de tijd dat we aan een project kwijt zullen zijn. We denken dat de nare relatie waar we in zitten schuld van de partner is. We denken dat ons nieuwe bedrijfsplan het wel gaat redden terwijl 80 % van de bedrijven het niet haalt. Kortom: blinde vlekken, blinde vlekken.

Ons brein heeft overigens ‘goede’ evolutionaire redenen om ‘blind’ te zijn voor een groot deel van de werkelijkheid. Je brein moet kiezen wat het belangrijk vindt en jij bent je noodgedwongen slechts van een klein gedeelte bewust van wat er in (en buiten) je hersenen omgaat. Het brein is een kleine dictator die heel autoritair bepaalt welke prikkels voorrang krijgen. Zou het dat niet doen, dan was je allang onder een auto terecht gekomen of in een ravijn gevallen. Jouw waarneming gebeurt (vanuit het oogpunt van wat jij ‘jouzelf’ zou noemen) volkomen automatisch en spontaan zonder weet te hebben van hoe het achter de schermen tot stand komt.

De psychologie heeft een bonte verzameling blinde vlekken blootgelegd. Voor een gezonde dosis ontnuchtering op zijn tijd, hou ik ze hieronder bij. Zo kun jij ze vermijden.

Je wordt rijk en succesvol door naar een seminar te gaan
Ik heb geheime superkrachten
Toeval en willekeur hebben betekenis
Anderen zien mijn ongemakkelijkheid en storen zich eraan
Het is heel belangrijk WAT je zegt
Het lot is mij slecht gezind
Ons geheugen onthoudt feiten
Rode auto’s zijn helemaal in
Een sterk verhaal is overtuigender dan statistiek
Ik wil echt veranderen deel 1
Ik wil echt veranderen deel 2
Ik wil echt veranderen deel 3
Ik wil echt veranderen deel 4
In de toekomst ben ik een ander mens
Weerstand moet je respecteren
Excuses moet je serieus nemen
Je ego is belangrijk

eKudos Nu Jij

Waarom is humor aantrekkelijk?

We zijn vermoedelijk het enige dier dat lacht om grappen. Het heeft psychologen en biologen lang voor een raadsel geplaatst: waarom doen we dat eigenlijk? Heeft het een functie? We hebben het niet over de sociale glimlach, die duidelijk bedoeld is om onze waardering te laten blijken. We hebben het over humor om te lachen.

Humor is wat er gebeurt als je brein een verrassend verband ziet dat buiten het normale verwachtingspatroon ligt. Die herkenning zorgt voor een licht en fijn gevoel, meetbaar als serotonine in de hersenen, zichtbaar als een lach op het gezicht.

Het woord humor is (net als ‘humeur’) afgeleid van het Griekse woord voor sap of vocht. De oude Grieken dichtten lichaamssappen een belangrijke rol toe in het regelen van menselijke stemmingen en emoties. Een leuke grap of gekke situatie kan de spanning tussen mensen direct wegnemen. Mensen die grappig zijn hebben dan ook een handig instrument in handen dat ze helpt een leuke connectie met anderen te maken en zware onderwerpen op een luchtige manier te benaderen. Vooral vrouwen hechten waarde aan de lachfactor van een man. Als een man ze laat lachen betekent dat normaal gesproken dat hij goed met mensen, woorden en emoties is. Het zegt iets over zijn intelligentie.

Mannen zal het eerder worst wezen of een vrouw veel humor heeft, als ze maar om zijn grappen lacht. Onderzoek laat zien dat grappige mannen meer seks hebben en zich vaker voortplanten. Ze worden onthouden en het is leuk om bij ze in de buurt te zijn. Helaas is humor meer een talent dan iets wat je kunt leren. Mannen die grappig doen en moppen vertellen worden lang niet altijd grappig of aantrekkelijk gevonden. Goede humor is subtiel. Wie zich afvraagt of hij of zij er überhaupt talent voor heeft, heeft dat waarschijnlijk niet. Geeft niks. Er zijn heus andere punten waarop je kunt scoren.

eKudos Nu Jij