Category: Breinwerk

Waarom ook heel incompetente mensen president worden?

Psychologisch woordenboek: het Dunning-Kruger-effect
Misschien heb je jezelf in een cynische bui wel eens afgevraagd: waarom wordt de wereld bestuurd door schietgrage malloten? Waarom ziet de tv scheel van praatzieke kakelkoppen die eigenlijk niks te zeggen hebben? Hoezo is mijn baas – die in zijn eentje amper koffie kan zetten – ooit op die directeursstoel gekomen? En, erger, waarom nemen mijn collega’s hem überhaupt serieus?

Het antwoord heeft deels te maken met het Dunning-Kruger-effect, een vorm van zelfoverschatting. We spreken van het Dunning-Kruger-effect wanneer iemand zijn eigen capaciteiten en kennis op een bepaald gebied, in vergelijking met anderen, veel te hoog inschat. Juist door een grote mate van incompetentie kan iemand blind zijn voor hoe incompetent hij eigenlijk is: hij weet eenvoudig niet wat het betekent om (op dat gebied) goed en competent te zijn. En daarom kan hij ongestoord denken dat hij dat zelf is.

Andersom hebben mensen die werkelijk bovengemiddeld competent zijn – echt begaafde mensen – al snel de neiging hun eigen kunnen te onderschatten. Wanneer het vaardigheden betreft die henzelf makkelijk afgaan, kunnen zij ten onrechte denken dat dit bij anderen ook wel zo zal zijn. Het is voor hen niet zo bijzonder.

Heel incompetente mensen schatten zichzelf al snel te hoog in, erg competente mensen schatten juist anderen snel te hoog in. Dit fenomeen werd in 1999 op de wetenschappelijke kaart gezet door de psychologen Dunning en Kruger. Zij lieten zien dat hoe slechter psychologiestudenten op een test scoorden hoe meer zij dachten dat dit niet zo was. Het Dunning-Kruger-effect is daarna door andere onderzoekers op tal van gebieden bevestigd.

Oké, zul je misschien denken, dat snap ik wel, maar hoe kan het dat extreem incompetente mensen soms de absolute top van de sociale ladder bereiken? Zijzelf kunnen denken dat ze fantastisch zijn, maar anderen zien daar toch zo doorheen? Goede vraag. Hoe kan een onbenul als Sarah Palin bijna vice-president van het machtigste land van de wereld worden? Hoe kan een baviaan als Silvio Berlusconi jarenlang de hoogste baas van een heus (democratisch) land zijn geweest?

Zelfoverschatting is een ‘nuttige’ illusie, wánt niet gehinderd door zelftwijfel kan iemand puur op toeval, doorzettingsvermogen en bluf heel erg ver komen. Terwijl jij gepijnigd wordt door faalangst en twijfels of je niet… toch… misschien… morgen… of overmorgen een sollicitatiemailtje moet sturen, heeft de Zelfoverschatter (M/V) al ergens zijn voet tussen de deur.

Door zijn gevoel van superioriteit is de Zelfoverschatter veel actiever bezig zijn doelen te halen dan anderen. Daarbij krijgt hij al snel het voordeel van de twijfel omdat mensen nou eenmaal geneigd zijn te vertrouwen op mensen die zichzelf vertrouwen. Waar rook is, is vuur en waar zelfvertrouwen is, zijn vast ook vaardigheden die dat zelfvertrouwen rechtvaardigen. De Zelfoverschatter krijgt door dit vooroordeel, ondanks zijn incompetentie, meer dan genoeg kansen aangeboden. En hij zal die uiteraard ten volle benutten en promoten, waardoor hij in de gelegenheid komt waardevolle dingen te leren, een netwerk op te bouwen en zijn cv te pimpen. En hierdoor zwaaien deuren in de toekomst nog makkelijker voor hem open.

Daarnaast hebben Zelfoverschatters vaak simpele oplossingen voor complexe problemen. En daar houden mensen van. Complexiteit doet ‘auw’ in de hersenen. Snelle, haalbare antwoorden, uitgesproken met kracht, verlichten direct de spanning van die onzekerheid. Zelfs als die antwoorden nergens op slaan. ‘Nou, hij zal het wel weten dan.’ Mensen die lang nadenken (over de nuances en alternatieven) weten blijkbaar niet wat er te doen staat. Dit werkt allemaal in het voordeel van de Zelfoverschatter. Hij kan een reputatie opbouwen als iemand met lef, rauwe eerlijkheid en heldere antwoorden. ‘Hij zegt tenminste wat wij stiekem denken.’

Als de Zelfoverschatter op een gegeven moment wat macht of status heeft verworven dan zullen ineens andere mensen iets van hem (en zijn succes) willen. Dat maakt zijn positie nog sterker. Zelfs al is zijn incompetentie voor buitenstaanders nog zo zichtbaar, wanneer de Zelfoverschatter eenmaal wordt omringd door slijmerds die iets van hem nodig hebben, kan hij zijn imperium rustig verder uitbouwen. Op een gegeven moment gaan ook sceptici twijfelen: ‘Misschien heb ik iets over het hoofd gezien en moet ik mijn oordeel bijstellen. Blijkbaar doet-ie toch iets goed.’ En als zelfs de sceptici overstag gaan, kan het hard gaan. Voor je het weet is de Zelfoverschatter directeur, hooggeplaatst politicus of president van een land.

In een maatschappij waar gebakken lucht, marketing en zelfpromotie overgewaardeerd worden, is het voor de gemiddelde Zelfoverschatter goed toeven. Had je dit allemaal geweten, dan had je dat sollicitatiemailtje vast al eerder verstuurd.

eKudos Nu Jij

Wie ben ik eigenlijk?

Ongemakkelijke inzichten uit de neurowetenschap: bestaan jij en ik als illusie?
Sommige feiten zijn lastig te rijmen met hoe wij onszelf ervaren. Inzichten uit neurowetenschappelijke hoek laten ondubbelzinnig zien dat wij niet zijn wie we denken dat we zijn. Behalve dat de hersenen de werkelijkheid om ons heen simuleren, creëren ze ook de illusie dat er een ik-figuur in de hersenen verborgen zit. We ervaren onszelf als de denker van onze gedachten, de voeler van onze gevoelens, de doener van onze acties, de beslisser van onze beslissingen. In werkelijkheid wordt er gedacht, gevoeld, gedaan en besloten zonder dat er een centrale ‘ik’ is die dat doet. De grootste truc van je brein is om zichzelf van jouw eigen bestaan te overtuigen.

Als dit de allereerste keer is dat je het hoort dan is dat vast even wennen. Niet alleen de vrije wil is een illusie, jijzelf als losstaande entiteit onafhankelijk van je gedachten en gewaarwordingen ook. Toch is dit inzicht niet bepaald nieuw. Talloze denkers en mystici door de eeuwen heen deelden dit inzicht met ons. De Schotse filosoof David Hume zei bijvoorbeeld: ‘Er is geen zelf, slechts een hoop sensaties, percepties en gedachten, de ene na de andere.’ Gautama Siddharta, de boeddha, was daar millennia eerder ook al achtergekomen. Het ego, meende hij, is een verzonnen entiteit, waaromheen al ons psychologische lijden is gesponnen. Moderne hersenwetenschappers geven deze originele vrijdenkers groot gelijk.

Ergens in de stroom van jouw bewustzijn verscheen, een paar jaar na je geboorte, de illusie dat jij ‘jij’ bent en niet mij of een ander. Als baby had je wél bewustzijn, maar je had nog geen zelfbewustzijn. Zelfs geen lichaamsbewustzijn. Dat moest je jezelf nog aanleren. Jouw (voorgeprogrammeerde) hersens maakten zich door opvoeding en jarenlange training in sociale situaties het gevoel eigen van een ik-figuur in een lichaam die losstaat van zijn omgeving. Pas tussen 18 tot 24 maanden herkennen de meeste kinderen zichzelf (in een spiegel) als een losstaand individu.

Het zelf is een indrukwekkende illusie, bijzonder lastig te doorzien, maar zoals met andere illusies en goocheltrucs geldt: als je eenmaal weet hoe het gedaan wordt is het niet meer zo vreemd. In de woorden van Bruce Hood – neurowetenschapper en auteur van het boek The Self Illusion: How the Social Brain Creates Identity:

“De dagelijkse ervaring van ons ‘zelf’ voelt intiem en vertrouwd, en toch, de wetenschap laat zien dat het zelf een illusie is. Een illusie betekent voor mij een subjectieve ervaring die niet is wat het lijkt. Illusies zijn ervaringen van de geest, maar ze bestaan niet als zodanig in de natuur. Het zijn gebeurtenissen die door het brein zijn gecreëerd. De meesten van ons hebben ervaring van een zelf, als een autonoom individu met een coherente identiteit en een gevoel van vrije wil. Maar die ervaring is een illusie. Het bestaat niet los van die persoon die die ervaring heeft, en het is zeker niet wat het lijkt. Dat betekent verder niet dat die illusie zinloos is.”

Je zou kunnen tegensputteren: ‘Wat kletst die man nou. Ik kan bewijzen dat ik er ben. Kijk maar, ik beweeg nu mijn hand. Wie anders dan ‘ik’ beweegt die hand?’ Als je willekeurige mensen vraagt waar hun ‘zelf’ zich bevindt, zullen ze naar zichzelf wijzen. Ze zullen er misschien bij vermelden: ‘Ik ben dit lichaam.’ Dat is op zijn minst een halve, en dus onvolledige, waarheid. Je kunt al je ledematen laten amputeren en nog steeds het gevoel hebben dat jij helemaal jij bent. Sterker nog: als het medisch mogelijk zou zijn, zou jij kunnen bestaan als hoofd, of als brein. Wetenschappers kunnen jou nu al met behulp van eenvoudige visuele trucs het gevoel geven dat je uit je lichaam zweeft of in een ander (virtueel) lichaam zit dan de jouwe. Zie deze interessante BBC-docu vanaf 29:00. Het gevoel van zelf begint en eindigt dus niet bij de contouren van je lichaam. De meeste mensen hebben, als je ze genoeg uitvraagt, het gevoel dat ze de eigenaar van hun lichaam zijn en dat hun ‘ware ik’ zich in het gebied net achter de oogballen zetelt. Daar in de hersenen lijkt ons waarnemende centrum gevestigd. Nogmaals, lijkt, niet is.

De illusie van het zelf is volgens Bruce Hood vergelijkbaar met een simpele visuele illusie als het Kanizsa-patroon:

Je ziet in het midden een duidelijke vorm ontstaan die volledig bepaald wordt door de omgeving. Je snapt verstandelijk best dat dit een hersentruc is, maar wat je misschien niet weet is dat jouw brein doet alsof de vorm er echt is. De neuronen worden geactiveerd zoals bij het zien van een echte driehoek. Met andere woorden: het brein hallucineert de driehoek. In zekere zin geldt deze perceptuele krachttoer voor alles wat we zien: we zien de beelden die ons brein genereert en niet de werkelijkheid zelf. Sommige objecten bestaan echter wel degelijk in die werkelijkheid en andere niet. Die laatste categorie noemen we officieel illusies.

Zoals het Kanisza-patroon wordt gemaakt door de omgeving, zo bestaat het zelf als de reflectie van de mensen er omheen. Door de reacties van anderen op onze aanwezigheid leren wij ‘onszelf’ te ervaren. Onze identiteit ontstaat in de levende interactie met anderen, door onszelf de taal en gedachten van onze opvoeders eigen te maken. De stemmen van anderen, worden op een gegeven moment de innerlijke stemmen van jezelf. En die innerlijke stem houdt voor de rest van je leven jouw gevoel van zelf in stand, ook als je moederziel alleen op de steppe woont. Je hebt die stem nodig om te ervaren dat ‘jij’ er bent.

Als jij het niet via andere mensen geleerd zou hebben, had je nu niet de ervaring van een zelf met een verleden, een toekomst, een naam, een leeftijd, enzovoorts. Je zou nog steeds reageren op de prikkels van de wereld en de noden van je lichaam, maar niet als de identiteit waar je jezelf nu voor aanziet. Moeilijk voor te stellen, maar toch is het zo. Vraag het maar eens aan een wolfskind (een kind dat zonder menselijk contact is opgegroeid en daardoor nauwelijks of geen kennis hebben van menselijk gedrag en taal). Zelfs als je in de bijzondere gelegenheid zou zijn er een te ontmoeten (en hun ‘taal’ te spreken) dan zouden al je pogingen om een normale menselijke connectie te maken op onbegrip stuiten. Net als de meeste dieren zijn wolfskinderen bewust van de omgeving en hun lichaam, maar zij ervaren zichzelf niet als een sociale identiteit met een persoonlijke geschiedenis.

Hoe precies wordt de zelfillusie gemaakt?
Ons brein heeft als belangrijkste (evolutionaire) taak om de wereld te begrijpen. Het maakt modellen van de buitenwereld zodat we kunnen interpreteren en voorspellen wat we daarin moeten doen. Ons brein simuleert de wereld zodat we erin kunnen overleven. Die simulatie is uitzonderlijk knap gedaan omdat veel van de binnenkomende data verstoord en gebrekkig is. Ons brein moet afgaan op een hele kleine sample van alle concurrerende informatie die het ontvangt en vult de missende informatie razendsnel in. Dat komt neer op het continu nemen van gokjes en het verbinden van losse beetjes informatie tot een coherent verhaal. Dit gebeurt over het algemeen zonder dat wij er bewust van zijn.

Het McGurk-effect is een heel inzichtelijk voorbeeld van hoe dit zoal gebeurt (zie eerst filmpje hieronder). Dit effect ontstaat doordat je brein visuele informatie combineert met auditieve informatie. Je hoort ten dele wat je ziet, en je ziet wat je hoort. Dit geldt voor alle losse zintuiglijke prikkels die jou op elk moment bombarderen. Die worden direct en automatisch door je brein tot een voor jou coherent beeld samengevoegd. Op die manier ervaar jij de werkelijkheid continu als een logische, begrijpelijke eenheid.

Nog een voorbeeld van zo’n illusie? Als wij de wereld inkijken, lijken wij een stabiel, onafgebroken visueel beeld te zien. Alsof we naar een 3d-film kijken. In werkelijkheid worden blinde vlekken, wilde oogbewegingen (saccades) en andere onregelmatigheden systematisch weggefilterd. Slechts de gefocuste (voor- en na)beelden worden met elkaar vergeleken om uiteindelijk tot een stabiel visueel beeld te komen. Tijdens die saccades zijn we dus tijdelijk blind. Dat komt er in de praktijk op neer dat we tijdens ons wakende leven gemiddeld twee uur per dag blind zijn zonder dat we het merken. Ongelooflijk, maar waar.

In zijn poging om ons het zelf beter te laten begrijpen, beschrijft Hood de hersenen als een complexe fabriek met verschillende, concurrerende afdelingen die allemaal om controle over het lichaam vragen. Het ene gedeelte houdt de energiehuishouding in de gaten: eten slapen, drinken. Een ander gedeelte scant de omgeving op eventuele gevaren en misstanden. Een ander deel is gefocust op goede relaties. Een ander deel op seks en voortplanting. Enzovoorts. We kunnen ons slechts van een heel klein gedeelte bewust zijn van alles wat er in het brein omgaat. Ons onderbewustzijn bepaalt heel autoritair welke prikkels voorrang krijgen en aandacht verdienen van het bewustzijn.

Hood beschrijft dat als volgt: “Ons zelfbewustzijn is als de senior manager die de totale productie overziet, bijhoudt en daarover rapportjes de wereld instuurt. We weten niet wat er allemaal in ons onderbewuste omgaat, maar we kunnen wel de resultaten monitoren alsof dat zo is. Dat is een nuttige illusie. Ons brein interpreteert de resultaten van ons gedrag, gevoelens of gedachten (milliseconden na de daad) in termen van ‘en nu doe ik dit of besluit ik dat’ als een handige manier om onze acties en beslissingen bij te houden. Dat geeft ons het gevoel dat we de auteur zijn van onze gedachten. Dat bindt ons als de initiatiefnemer van al onze beslissingen en acties, zelfs als dat niet zo is. Op die manier onthouden we beter wat we wel en niet hebben gedaan. We herinneren onszelf de acties van ons eigen lichaam beter dan die van anderen.”

Waarom hebben we eigenlijk een zelf?
De ‘illusie’ van een stabiele, coherente kijk op de buitenwereld valt goed te begrijpen. Anders zouden we gedesoriënteerd raken. Maar waarom hebben we die hardnekkige illusie van een zelf met vrije wil, een verleden en een toekomst nodig? De meeste dieren doen het blijkbaar ook prima zonder zo’n zelf. Het zelf is een sociaal instrument, dat ons tegelijkertijd zowel van elkaar onderscheidt als ons aan elkaar bindt. Door een zelf te hebben kunnen wij, in tegenstelling tot de meeste dieren, het sociale verkeer op de lange termijn regelen en niet te verdwalen in ons complexe, sociale leven.

Door allemaal een identiteit met verleden en toekomst hebben, wordt het een stuk eenvoudiger het sociale verkeer (en daarmee onze maatschappij als geheel) te organiseren en te controleren. We houden elkaar en onszelf op die manier in het gareel. We voelen schuld of spijt als we iets doen wat de groep schaadt en zullen het daarom een volgende keer eerder laten. Door elkaar en onszelf een sociale identiteit te geven wordt het veel lastiger om als individu de groep te benadelen. Je kunt jaren na je ‘misdaad’ aangesproken worden op je schadelijke gedrag. Wie niet leuk meedoet, wordt door de groep gebrandmerkt en gestigmatiseerd. Allerlei onzichtbare, maar voor ons zo essentiële ‘zaken’ als reputatie, eer, trots en ons huidige rechtssysteem komen onvermijdelijk voort uit deze zelfillusie.

In zekere zin zijn het de mensen om ons heen die onze verschillende rollen (of zelven) aan- en uitzetten. Daarom kunnen we ons ook zo geheel anders voelen bij verschillende mensen. We zijn iemand anders bij onze geliefde, dan wanneer we op het werk zijn. De onophoudelijke wisselwerking met onze omgeving creëert ons gevoel van ik. En daarmee komen we bij een van de allermooiste inzichten die je maar kunt hebben: wij zijn niet een afgescheiden ik, maar we bestaan bij de gratie van onze relaties, met meerdere zelven. Hoe eenzaam we ons ook voelen, in realiteit is het door onze verbondenheid dat we ons überhaupt eenzaam kunnen voelen.

P.s. Mensen die aan serieuze introspectie doen (zoals bij zen-meditatie of advaita vedanta) trainen zichzelf om deze cognitieve illusie te leren doorzien. Het doorzien van het ‘zelf’ leidt tot een nieuwe, ruimere kijk op jezelf als onlosmakelijk verbonden met het geheel. Iets wat mensen door de eeuwen ervaren lijken te hebben als een grote bevrijding.

P.p.s. Praten en denken over dit thema is noodgedwongen verwarrend omdat de taal niet gemaakt is om bepaalde illusies te doorzien. Taal creëert ze juist. Onze taal maakt gebruik van persoonlijke voornaamwoorden om onderscheid te maken tussen jou, mij en ieder ander. Het bestaan van bepaalde woorden betekent niet dat hetgeen ze naar verwijzen daadwerkelijk bestaat. Denk ook aan: Jahweh, mikfrishls, Donald Duck, enzovoorts.

P.p.p.s. En hoe zit dat met al die overtuigende verhalen over zielen en geesten die uit lichamen treden? Die lijken eigenlijk vooral door hun afwezigheid te bestaan. Het bewustzijn, en hoe het precies tot stand is vooralsnog één van de grootste mysteries, maar we weten wel dat elk aspect van ons ‘gevoel van zelf’ door hersenschade, ziekte of manipulatie drastisch en volledig veranderd kan worden. Dat maakt het waarschijnlijker dat het individuele zelf vooral bestaat als output van ons brein.

Meer lezen over dit paradoxale en fascinerende onderwerp? Een kleine greep:
Artikel: de vrije wil is een illusie
The Self Illusion – Why There is No You Inside Your Head
I Am That – Talks With Sri Nisargadatta Maharaj
Reflections On The Self- Jiddu Krishnamurti
Self Comes To Mind: Constructing The Conscious Brain – Antonio Damasio

eKudos Nu Jij

Psychologisch woordenboek: schrijversblok

Schrijven is een creatief proces waarvoor een zekere mate van concentratie, flow en mentale rust nodig is. En daar heb je maar weinig bewuste controle over. Eén vervelend telefoontje en de magie is alweer gebroken.

Als een schrijver langere tijd geen inspiratie heeft om te schrijven noemen we dat een writer’s block (of schrijversblok als je het Nederlands wilt houden). Deze ‘diagnose’ klinkt misschien specifiek, maar de oorzaken die aan dit zwarte inspiratiegat ten grondslag kunnen liggen maken het een vaag probleem. Die oorzaken kunnen van alles zijn. Lichamelijke ziekte, faalangst, verbroken relatie, geldzorgen, verliefdheid, deadlinestress, een hersenschudding. Waarschijnlijk is het een combinatie van verschillende factoren die het delicate schrijversbrein onder druk zetten.

Hoe ontstaat writer’s block in de hersenen?
Schrijversblok lijkt vooral een gevecht te zijn tussen het bewuste en het onbewuste brein. De hersenen kun je zien als een fabriek waarbij verschillende, met elkaar oncurrerende afdelingen om controle vragen. Het ene gedeelte houdt de energiehuishouding in de gaten. Een ander gedeelte scant de omgeving op eventuele gevaren en misstanden. Enzovoorts. We kunnen ons op elk moment slechts van een klein deel bewust zijn van wat er allemaal in ons eigen brein omgaat. Ons onderbewustzijn bepaalt heel autoritair welke prikkels voorrang krijgen en aandacht verdienen van het bewustzijn. Oude hersengebieden zijn hierbij veel dominanter dan de nieuwe. Vooral stress en angst maken dat evolutionair oude primitieve hersengebieden (vooral de hersenstam) gaan heersen ten koste van meer beschaafde delen zoals de hersenschors, waar taal en mooie gedachten geproduceerd worden.

Sceptici die writer’s block een watjesprobleem van intellectuelen vinden onderschatten het probleem. Bij de meeste beroepen kun je, wanneer je psychisch onder druk staat, prima terugvallen op ingesleten routines en automatismen. Hierom hebben buschauffeurs geen driver’s block en chef koks geen cooking block. De schrijver is helaas afhankelijk van een creatieve bui waarbij zowel het bewuste als het onderbewuste brein enigszins met elkaar in harmonie zijn.

Hieronder een paar algemene tips om de schrijversblok op te heffen:

Eerst administratie doen en afwassen, dan schrijven
Therapeuten weten maar al te goed dat piekeren en tobben zelden leidt tot oplossingen. Het leidt integendeel tot meer piekeren en tobben. Nadenken over je probleem houdt het probleem vaak juist in stand. Vooral perfectionistische schrijvers kunnen zo gepreoccupeerd zijn met hun werk (of naderende deadline) dat ze soms de rest van hun leven negeren ten koste van het schrijven. Ze proberen zich soms uit alle macht op het schrijven te concentreren, terwijl hun onbewuste met andere dingen bezig is. Dat kan net zoiets zijn als klaarwakker in bed gaan liggen omdat je vindt dat je moet slapen. Dat werkt niet. Juist het onbewuste zorgt voor creatieve invalshoeken en flow. De schrijver kan maar beter gehoor geven aan het onderbewuste en even iets heel anders doen.

Omdat schrijven een uniek en individueel proces is, zijn een schrijversblok en de mogelijke oplossingen daarvoor dat ook. Er is geen vast recept om jouw onbewuste brein tot schrijven te zetten. Je kunt best wat anti-writer’s block-recepten uit het schrijvershandboek proberen, maar houd je daar niet aan vast. Wat voor jou werkt, hoeft niet voor een ander te werken. De ene persoon heeft baat bij een retraite in de natuur, de ander met korte stadstrip en meditatietraining, en weer een ander met het uit handen geven van zijn rommelige administratie die hem hoofdbrekens geeft. Oplossingen zijn synoniem met specifieke activiteiten die iemand helpen ontspannen, afleiding geven van mentale ruis en nieuwe inspiratie of perspectieven bieden.

In het geval van schrijversblok kan het helpen iets te doen dat eventuele achterliggende remmingen en zorgen kan opheffen. De administratie doen of de werkomgeving opruimen – veelal een struikelblok voor creatieve, zelfstandige schrijvers – geeft vaak direct verlichting van mentale achtergrondruis. Bij lichamelijke onrust kan het juist helpen eerst te sporten of te bewegen voordat je in rust (en goed doorbloed) achter je computer kunt zitten.

Maak korte metten met uitstelgedrag en begin gewoon
Het grote geheim om iets gedaan te krijgen is om het tot een automatisme te maken. Mensen zijn vaak lang bezig met nadenken over de verschillende mogelijkheden en het nemen van beslissingen. Noem het piekeren. Dat is uitputtend. Goede routines en rituelen stellen je in staat je energie te bewaren voor de taak zelf, in plaats van voor de beslissing. Terwijl jij piekert over hoe, wanneer, hoezo, waarom je iets moet doen had je in sommige gevallen al klaar kunnen zijn. Psychologen hebben daar een (wetenschappelijk effectief bewezen) truc voor. Begin gewoon toch aan een taak, en doe tenminste een minuut lang alsof je het de meeste interessante bezigheid van het universum vindt. Grote kans dat dat niet lukt, maar wel dat je (een deel van) de taak afkrijgt. In het geval van de schrijver kan dat betekenen dat hij gewoon begint op te schrijven wat er in hem opkomt zonder zichzelf te censureren en te wachten tot die briljante openingszin komt. De censuur, het schrappen en de briljante oneliners komen later wel weer.

Zorg dat je goed slaapt
Een goede nachtrust is nuttig voor bijna alles. het is het beste recept tegen een vermoeid brein dat met zichzelf in de knoop ligt. Ben je een slechte slaper? Probeer dat niet als een te groot probleem te zien (want daar ga je slecht door slapen), maar neem gewoonten rondom het slapen wel serieus.

Lach en wees gelukkig
In tegenstelling tot wat mensen vaak denken is ongelukkig zijn meestal niet een directe bron van inspiratie voor schrijvers. Wel indirect. Vaak is de meegemaakte ellende achteraf pas inspirerend, als het weer bergopwaarts gaat en er weer energie is om te schrijven. In een sombere of angstige stemming werken de hersenen minder goed. Stemming en een goed humeur blijken een succesrecept voor bijna alles: mensen vinden je aantrekkelijker, het verhoogt de productie en trekt succes aan. Optimistische verkopers verkopen 56 procent meer dan hun pessimistische collega’s, goedgeluimde artsen stellen betere diagnoses, blije studenten maken tentamens beter. Hoe kom je aan een goede stemming als je van nature een cynische zuurpruim bent. Niet te moeilijk denken, gewoon een potlood tussen je tanden doen en genieten van de kleine dingen.

Oplossen van achterliggende psychische problemen
In sommige gevallen liggen er serieuze psychische problemen ten grondslag aan de writer’s block. Een serieuze depressie, of burnout. Het niet goed zijn aangepast aan een nieuwe levensfase (scheiding, ziekte, dood van een dierbare). In dat geval kan het nuttig zijn eerst daaraan te werken en het schrijven tijdelijk op een tweede plan te zetten. Als de levensvreugde terugkeert, komt de inspiratie om te schrijven er vaak achteraan.

eKudos Nu Jij

Frisdrank vergroot kans op depressie, agressie en concentratieproblemen

Driewerf neen tegen frisdrank! Onderzoek naar de consumptie van suikerdrank frisdrank hangt samen met meer agressief gedrag, depressies en zelfmoordgedachten bij adolescenten. Dat was al eerder onderzocht.

Als volwassenen er last van ondervinden hoef je geen genie te zijn om te kunnen voorspellen dat het voor groeiende kinderen nog schadelijker is. Dat is precies wat deze nieuwe studie laat zien. De onderzoekers toonden aan dat frisdrankconsumptie tot meer agressie, concentratieproblemen en afkickverschijnselen leidt bij vijfjarigen. Kinderen die vier of meer drankjes per dag nemen, hebben ruim twee keer zo vaak de neiging om dingen van anderen kapot te maken, in vechtpartijen te belanden en mensen aan te vallen. Ook concentratieproblemen en vermijdingsgedrag komen vaker voor aldus het onderzoek in The Journal of Pediatrics.

Nog een reden nodig om die enorme frisdranksectie in de supermarkt straal voorbij te lopen? Mensen die dagelijks frisdrankjes wegklokken hebben verhoogde kans op vasculaire problemen, zoals een beroerte of hartaanval.

Je kunt blijkbaar beter koffie drinken. Liefst zonder suiker natuurlijk.

eKudos Nu Jij

Maken sociale media ons eenzaam en ongelukkig?

We zijn geëvolueerd om een netwerk van zo’n 150 mensen te onderhouden. Dat stelt de bekende antropoloog Robin Dunbar althans. Stel je dat netwerk voor als een straat of minidorpje met dertig gezinnen plus een paar eigenzinnige excentriekelingen en dorpsidiootjes ertussen. Vijftien huizen rechts, vijftien links. Zoiets. Dat kunnen onze hersenen prima hebben. De sociale media, zoals Facebook en Twitter, blijken deze traditionele bandvorming en ouderwets onderhoud van relaties enigszins te tarten. Hoe precies?

We kunnen de hele dag door contact maken – met iedereen op de hele wereld – en daar worden we júíst een stuk eenzamer en ongelukkiger door.

Voor we de schaduwkanten van sociale media belichten, eerst een kleine disclaimer: zó dramatisch als sommige digifoben (en de mensen in bovenstaand filmpje) het stellen is misschien wat overdreven. Facebookers blijken uiteindelijk ook maar gewoon met hun vijf beste vrienden te facebooken. De mensen met wie ze ‘s avonds in de kroeg hangen, sporten en appeltaart eten. Daar posten ze dan weer over op Facebook. Veel mensen gebruiken sociale media om in het echt af te spreken. Sociale media zijn een eenvoudig en effectief medium om mensen (met dezelfde interesses) bij elkaar te brengen en sociale gebeurtenissen te organiseren. Ook versoepelt het de band met mensen die we in het dagelijkse leven weinig zien. Je hoeft die mensen niet meer uit de weg te gaan als je ze toevallig op straat tegenkomt. Uit angst een ellenlang verhaal te horen over de afgelopen drie jaar. Dat verhaal heb je al op Facebook gelezen. ‘Ha Henk, nieuwe auto zag ik op Facebook? Mooi rood is niet lelijk. Nou doei hé! We Facebooken.’ Daarnaast zijn sociale media geschikt om connectie te houden met mensen in verre oorden. Handig als je daar weer eens op vakantie wil of zaken wilt doen.

Schaduwkanten van sociale media
Sociale media en internet in het algemeen werken als het verlengstuk van onze persoonlijkheid. Het kanaliseert en versterkt natuurlijke neigingen, interessen en fantasieën, en daardoor ook minder fraaie aspecten en eventuele tegenstellingen met anderen. Als je wat onzeker en jaloersig bent aangelegd, of egocentrisch en behoeftig naar aandacht, dan kunnen de sociale media dat gevoel versterken. Dat gebeurt meestal op een paar manieren:

1. Internet en sociale media zijn een spiegelpaleis
Het internet is een reusachtig reservoir aan informatie en contacten. Toch blijven we al snel hangen in de bubbels waar we ons het meest thuis voelen en/of die het meest trekken. Hierdoor krijg je vooral de informatie die strookt met je eigen ideeën. De meeste complottheorieën worden niet voor niks op het internet geboren. Bijna alle websites zijn ontworpen om jou zo lang mogelijk in hun greep te houden. Je kunt ze volgen op sociale media, overal staan aantrekkelijke links, enzovoorts. De informatie die je googlet, de mensen die je op Twitter en Facebook volgt, de mensen die jouw posts liken, kunnen maken dat jij constant jouw eigen ideeën en geloofsels terug geëchood krijgt. De mensen die het níét met je eens zijn negeren je of ontvrienden je, hierdoor zie je vooral de mensen die het wél met je eens zijn. Facebook, Twitter, Google en co spiegelen jou vooral de mensen en links voor waar jij voornamelijk in geïnteresseerd lijkt te zijn. Als je niet een beetje kritisch bent, en af en toe naar tegenargumenten zoekt, verdrink je nog eens in het moeras van je eigen zelfgenoegzame, eenzijdige (digitale) wereldbeeld. Dat kan jou vervreemden van de mensen in je fysieke omgeving.

2. Het maakt ons jaloers, depri en eenzaam
Neem Facebook. Eén op de drie gaat daar ongelukkiger weg dan voordat hij/zij inlogde. Waarom? Jaloers. Vooral op die fantastische vakanties, übergezellige gezelligheden en verzamelingen likes van sommige vrienden. Omdat mensen eerder de bijzondere aspecten van hun leven delen, kan jouw leven daarbij al snel schraal afsteken. Mensen met weinig zelfvertrouwen of echte vrienden kunnen meer dan ooit denken dat zij van alles ontberen. Dat blijkt ook uit dit onderzoek. Mensen trekken op basis van weinig informatie conclusies die ze alleen maar meer onzeker en eenzaam maakt. Al die plaatjes van feestende mensen, leuke vakanties en andere memorabele momenten dragen daaraan bij. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat mensen die vaker op Facebook zitten jaloerser op hun partner zijn dan de mensen die het niet doen. Je kunt al snel denken dat er meer aan de hand is wanneer die vrouwelijke collega van je vriend al zijn posts liket. ‘

3. We worden er een tikkeltje narcistisch van
Sociale media zijn een podium voor iedereen die maar een podium wil. Iedereen met een beetje fantasie kan zich showhost, dj, programmamaker, fotomodel, cabaretier of opinieleider voelen. We besteden door internet nog meer tijd een ideaal zelf te presenteren in plaats van een leuke vriend of aardige kennis te zijn. Bij echt contact heb je vaak geen tijd om je ideale zelf te presenteren en ongewenste trekjes te censureren. Je bent, tegen wil en dank, gewoon wie je bent. Da’s meestal goed genoeg. En wel zo eerlijk. Op internet kun je gemakkelijk een ideale versie van jezelf presenteren. Je foto’s, je gedachten, dingen die je belangrijk vindt: je kunt eindeloos boetseren en nadenken over hoe je overkomt. Dat stimuleert bij sommigen een nogal narcistisch en leeg levensstijltje. Voor niemand leuk. Niet in de laatste plaats voor de narcist zelf, die gevangen raakt in zijn eigen digitale spiegelbeeld.

4. Het maakt contactgestoord, een beetje althans
We hebben allemaal weleens de emotionele mail of reactie gestuurd die we niet hadden moeten sturen. De mail die onnodig een vriendschap kostte of ruzie ontketende. Digitaal contact mist een heel wezenlijk element: visuele signalen om je communicatie bij te sturen. En die zijn heel belangrijk. Vooral als je geen goed schrijver bent. We reageren bij normale ontmoetingen bijvoorbeeld vaak fysiek op het gelach en de gezichtsexpressies van anderen. We spiegelen hun gezichtsexpressies en lachen hardop mee als zij lachen. Dit spiegelgedrag maakt dat wij ook (fysiek) voelen wat de ander voelt. Dit gebeurt minder als we voor een schermpje zitten en naar een smiley kijken. Het schijnt dat naarmate mensen meer achter een computer werken ze ietwat ongevoeliger en egoïstischer worden in hun dagelijkse communicatie. Hoe dat precies werkt weten onderzoekers niet, maar hersenscans laten verminderde activiteit in hersengebieden die we gebruiken om andere mensen te lezen. Ons inlevingsvermogen kan wat afstompen. Als je sommige berichten van sommige twitteraars en reaguurders leest dan hoop je dat je die mensen nooit tegenkomt. Anonimiteit op internet maakt mensen dat mensen zich online vaak als monsters leren gedragen.

5. Liever de droom dan de werkelijkheid
De kracht van internet is dat je de werkelijkheid, al is deze virtueel, direct naar je hand kunt zetten. Het is daarmee een van de makkelijkste manieren om direct invloed op je emoties te hebben. Verveel je je, dan speel je Warcraft of kijk je een spannende film. Wil je kennis of nieuws, voila. Seksuele spanning of zelfs romantiek? Je hebt het allemaal zo gevonden. Zo lastig is het niet. Als je problemen wilt vergeten of de mensen in je directe omgeving wilt negeren is internet een makkelijke manier. Internet is een prima plek voor mensen die niet van de alledaagse realiteit houden en een schuilplaats zoeken voor als het in de relatie met je omgeving niet lekker loopt.

Conclusie: zo sociaal zijn die sociale media niet. Hoe meer mogelijkheden tot interactie in de digitale wereld, hoe groter de kans om een kluizenaar te worden.

Filmpje via: GeenStijl

eKudos Nu Jij

‘Gelijk hebben’ voor beginners


Ons dagelijks leven ziet scheel van misverstanden, meningsverschillen en onenigheden. Om tot elkaar te komen proberen we elkaar (en onszelf) te overtuigen met goede argumenten. Iets waar we over het algemeen vrij slecht in blijken te zijn. We denken vaak dat we goede redenen hebben om ‘iets’ te vinden terwijl we in werkelijkheid ‘iets vinden’ en daar de redenen bij bedenken. Je kunt je hersenen daar de schuld van geven. Als je er een beetje oog voor krijgt, zie je hoe vaak we ons verlaten op drogredenen om ons gelijk te halen.

Heb jij ook graag het grote gelijk aan je kant? Hieronder een kleine rondleiding in de wereld van schijnargumenten. Gebruik die kennis naar eer en geweten.

Goede versus slechte argumenten
Alle redeneringen en argumenten hebben dezelfde structuur: A leidt tot B. Eerst is er een veronderstelling of feit waaruit het argument volgt, dan volgt er een logisch principe om tot de conclusie te komen. Een goed argument heeft drie kenmerken: je conclusie komt logisch voort uit je veronderstellingen, je punt is relevant voor het onderwerp en je conclusie klopt met de werkelijkheid. Bijvoorbeeld: Jan is een man. Alle mannen zijn mensen. Dus, Jan is een mens.

Een drogreden is een schijnredenering, waardoor er een ongeldige conclusie wordt getrokken. Bijvoorbeeld: Jan is een drol. Een drol is een uitwerpsel. Jan is een uitwerpsel. Ergens gaat er in de veronderstellingen die naar de conclusie leiden iets fout. In dit geval is dat omdat de gebruikte woorden verschillende betekenissen hebben: Jan is in zekere zin een uitwerpsel van zijn moeder, en hij is misschien een sukkel, maar hij is geen ontlasting. We kunnen ook opmerken dat wanneer de logica wel klopt, maar de veronderstellingen niet, dat de getrokken conclusie ongeldig is. Toch kan in die gevallen de conclusie, per toeval, wel waar zijn.

De meest voorkomende drogredenen zijn:

Conclusie volgt niet uit premissen (non sequitur)
De meeste drogredenen zijn welbeschouwd een subtype van de non sequitur. Dit is een drogreden waarbij de spreker een mening of conclusie formuleert die niet uit de argumenten of premissen volgt. Voorbeeld: “Bij een kwart van de dodelijke ongevallen had de bestuurder alcohol gedronken, bij driekwart van de dodelijke ongevallen had de bestuurder koffie gedronken. Het is dus veiliger als de bestuurder alcohol drinkt in plaats van koffie.” Deze conclusie klopt niet. Deze getallen worden onjuist met elkaar vergeleken. Je kunt allereerst verwachten dat er in totaal veel meer koffie drinkende bestuurders dan alcohol drinkende bestuurders onderweg zijn. Logisch dus dat er meer koffiedrinkers botsen. Om de gecursiveerde conclusie te kunnen trekken moet je de verongelukte koffiedrinkers met alle koffiedrinkers die niet verongelukken vergelijken en verongelukte alcoholdrinkers met niet-verongelukte drinkers vergelijken. Dan zou je vast dat mensen die alcohol hebben gedronken statistisch gezien meer kans hebben te verongelukken dan koffiedrinkers.

Onterechte oorzaak-gevolgrelatie (post hoc ergo propter hoc)
“Vorige keer dat ik naar die ene sauna ging, werd ik ziek. Je moet niet naar die sauna gaan. Het is daar onhygiënisch.” Als twee dingen na elkaar of gelijktijdig optreden betekent dat niet ze verband houden. De spreker gaat ervan uit dat het aan de sauna ligt dat hij ziek werd en sluit daarmee alle andere oorzaken uit. Zoals een sluimerend virus, voedselvergiftiging, een lang weekend doorhalen.

Valse vergelijking
Ten onrechte veronderstellen dat de ene situatie vergelijkbaar is met de andere. Bijvoorbeeld: “Geschiedenis is een nutteloos vak. Het verleden moet je laten rusten. Een versleten paar schoenen gooi je immers toch ook in de prullenbak?” Oude schoenen vergelijken met geschiedenisles is een valse vergelijking. Een (vooral bij internetters) bekende valse vergelijking is de Godwin, waarbij een gematigde politieke uitspraak wordt vergeleken met de nazi-cultuur. “Dus jij vindt dat we de Nederlandse cultuur beter zouden moeten beschermen? Weet je wie dat ook zei over de Germaanse cultuur?”

Vals dilemma (zwart-wit-denken)
De ander wordt een vals dilemma opgedrongen door te doen alsof er maar twee keuzes zijn terwijl er meer zijn. Voorbeeld: “Of je laat zien dat je een vriend bent door me nu te helpen of je laat zien dat je nooit een vriend bent geweest.” Je kunt best een vriend zijn en een verzoek van jouw vriend onredelijk of ongewenst vinden. Een ander voorbeeld: “Of je hebt gelijk en ze is gewoon een beetje schuw of ik heb gelijk en ze mag me gewoon niet.” Misschien hebben jullie allebei gelijk, of allebei niet.

Argument van de onwetendheid
Omdat er nog geen goede verklaring is (of jijzelf niet weet hoe het zit) kun je ten onrechte veronderstellen dat jouw verklaring klopt. “Ik heb hem nooit met een vrouw gezien. Hij is homo.” Of: “Wij zijn te nietig om te begrijpen hoe het heelal is ontstaan, dus er bestaat een God die het heeft gecreëerd.” Deze specifieke drogreden wordt ook wel het ‘God van de gaten’-agument genoemd.

Ontduiken van de bewijslast
Het ten onrechte presenteren van een standpunt als iets dat geen verdediging behoeft omdat het zogenaamd vanzelfsprekend is. “Iedereen die er langer dan een jaar gewoond heeft, weet dat Spanjaarden heetgebakerder zijn dan Hollanders.” Je onderbouwt je mening niet met argumenten waardoor de ander op het verkeerde spoor wordt gezet. Dit soort argumenten beginnen vaak met iets als “Je moet wel gek zijn om niet te weten dat…” Je moet stevig in je schoenen staan om daar iets tegen in te brengen. Tegenargument: “Dat is iets te makkelijk: wat zijn de redenen die aantonen dat Spanjaarden heetgebakerder zijn?”

Een subset van deze drogreden is de nodeloze herhaling of het stokpaardje: “Zoals ik al vaker en uitvoerig heb aangetoond: melk is niet goed voor je gezondheid. Nu wil ik een stap verder gaan en uitleggen… “ Op die manier wordt impliciet gezegd dat je eerst genoemde punt nu niet voor discussie vatbaar is.

Definitieverwarring en spelen met woorden
Ervaren en minder debatteerders spelen constant met woorden. Veel begrippen hebben geen scherp afgebakende betekenis waardoor sprekers er een andere invulling aan geven. Dat noemen we containerbegrippen. Hoe elastischer het begrip hoe meer betekenissen het kan krijgen. Veel toestanden, gebeurtenissen of zaken kun je heel verschillend verwoorden. Neem het woord God: die wordt door verschillende mensen ook wel genoemd: Jahweh, mysterie, liefde, Moeder Natuur, het kwantumveld, het heelal, Allah, energie enzovoorts. Dat maakt discussies over het onderwerp behoorlijk glibberig. Vaag taalgebruik kan maken dat mensen langs elkaar heen praten: “Jij creeërt constant verwarring op de werkvloer. Dat leidt tot een lagere productie, daarom wil ik je op een andere afdeling hebben.” Tegenvragen: “Wat bedoel je precies met verwarring? En lagere productiviteit? Kunnen we het niet op een andere manier oplossen, ik werk graag op mijn huidige afdeling?”

Beroep op traditie
Een mening of standpunt wordt verdedigd met het argument dat het altijd al zo was. Mensen die alternatieve geneeswijzen promoten gebruiken vaak dit argument. Ze zeggen bijvoorbeeld: “Handoplegging wordt al duizenden jaren door wijze mensen gebruikt tegen hoofdpijn, dat doen ze niet voor niks. Het werkt.” Deze argumentatie klopt niet. Zelfs als de conclusie toevallig wel zou kloppen. Dat iets duizenden jaren wordt toegepast betekent vaak niet zoveel: mensen geloofden duizenden jaren dat bliksem een straffe Gods was en dat de aarde het centrum van het universum was.

Andersom kun je natuurlijk ook een beroep op moderniteit doen. “Sjonge, we leven toch niet meer in de jaren 20. Je kunt toch wel iets van deze tijd aantrekken?” Ook dat is een non-argument.

Beroep op populariteit
De waarheid is geen kwestie van neuzen tellen. Hoeveel (percentages van) medestanders je ook aanvoert in je argumenten, het maakt je stelling niet meer waar. In Amerika gelooft een meerderheid in een (bijbelse) God. Veel gelovigen gebruiken hierom het volgende als argument: “De meeste Amerikanen geloven in God, noem je al deze mensen dom en onwetend? Of betekent dit misschien dat er een God is die jij hardnekkig probeert te ontkennen?”
Je kunt als (onzinnig) tegenargument noemen: “In West-Europa is de meerderheid atheïstisch. Zijn deze mensen dan wel achterlijk?”

Beroep op autoriteit
Bij een autoriteitsdrogreden wordt ten onrechte een beroep gedaan op autoriteit zonder uit te leggen waarom die autoriteit het bij het rechte eind heeft. Bij discussies op de werkvloer zie je dit argument vaak terug: “Waarom ik vind dat we moeten reorganiseren? Omdat ik hier al vijftien jaar werk. Ik weet waar ik het over heb.” Het feit dat iemand ergens lang werkt of een hogere titel of status heeft, wil verder helemaal niet zeggen dat diens mening meer waard is dan de jouwe. De discussie wordt nu afgedaan met een onterecht argument.

Beroep op emotie
Deze drogredenen komen vaak neer op emotionele chantage, of zelfs regelrechte bedreiging. Zelfs als de tegenstander de truc door heeft is het lastig om er niet door van slag te raken. Ze gaan vaak zo: “Prima als je dat vindt, maar als ik ooit in de positie kom dat ik jou een keer kan steunen weet ik niet wat ik doe.” Of: “Ongelofelijk zeg, hoe kun je nu kritiek op mijn werk hebben, terwijl je weet hoe zwaar ik het thuis heb.” Ook vleierij maakt het de ander moeilijk om kritischer te zijn: “Zo’n mooie vrouw als jij snapt toch wel dat een man als ik niet altijd objectief kan zijn?”

Cirkelredenering
Bij een cirkelredenering gebruik je je standpunt als argument. Je herhaalt je standpunt in andere woorden. Voorbeelden: “Ik vind die gast een lul, omdat ik hem gewoon niet mag.” Of: “God bestaat omdat het in de bijbel staat. En de bijbel dat is het woord van God.” Nog eentje: “Als ik alle kritiek op haar lees, dan kan ik alleen maar concluderen dat zij de zaak niet goed heeft aangepakt.”

Het verschuiven van de bewijslast
Als je zelf weinig goede argumenten om jouw zaak hard te maken kun je ten onrechte beweren dat het de taak van de ander is om het (tegendeel) te bewijzen. Ook dit argument zie je veel in discussies over het paranormale of God. “Ik weet gewoon dat God bestaat. Bewijs jij maar eens dat God niet bestaat?” Dit is natuurlijk geen argument. Als jij beweert dat er een Grote Onzichtbare Gnoom in jouw achtertuin woont dan is het aan jou om dat te demonstreren, niet aan de ander. Niemand hoeft zomaar iets van je aan te nemen omdat een ander niet het tegendeel kan bewijzen. Hitchens tegenargument: “Dat wat zonder bewijs wordt beweerd, kan zonder bewijs worden genegeerd.”

Overhaaste generalisatie
Het afleiden van een algemene uitspraak uit een te klein aantal gegevens. Bijvoorbeeld: “Al twee keer met Transavia gevlogen, elke keer meer dan een uur vertraging. Vlieg niet met Transavia beste mensen!” Discriminatie werkt ook volgens deze drogredenering. Dat gaat ongeveer zo: “Ik ben twee keer beroofd in Afrika. Afrikanen zijn niet te vertrouwen.” Tegenargument: “Dat kan toeval zijn, heb je objectieve statistieken die dat aantonen?”

De stroman of vogelverschrikker
Het toeschrijven van een standpunt aan de tegenstander die hij niet heeft. Dat doe je door het standpunt uit zijn context te halen, te simplificeren of te overdrijven. In alle gevallen wordt een standpunt gecreëerd dat gemakkelijker aangevallen kan worden, een karikatuur. Een arts die pleit voor een betere regulering van euthanasie om mensen uit hun lijden te verlossen, kan door een tegenstander worden uitgemaakt voor moordenaar: “Een arts die mensen stimuleert er zelf een einde aan te maken is geen arts maar een moordenaar. Wat voor woord je er ook voor gebruikt: euthanasie is moord. Het leven is heilig. “ Deze redenering is een stroman, een karikatuur van wat de arts bedoelt. De stroman is mogelijk de meest gebruikte debatteertruc van allen. Een actuele stroman is wanneer kritiek op moslims in de multiculturele samenleving wordt afgedaan als islamofobie of populisme. Dit staat een eerlijke discussie in de weg.

Het hellend vlak
Dit valse argument veronderstelt dat een bepaald standpunt onherroepelijk zal leiden tot heel schadelijke gevolgen. Voorbeeld: “Door softdrugs te legaliseren, maak je het mensen heel gemakkelijk om ook aan de heroïne te gaan.” Dit is een drogreden wanneer er geen bewijzen voor zijn. Een argument dat vaak gebruikt wordt door (religieuze) activisten die tegen het homohuwelijk zijn: “Als we het homohuwelijk toestaan, dan kunnen we we net zo goed mensen en dieren laten trouwen.”

Op de man spelen (ad hominem)
Het persoonlijk aanvallen van de tegenstander in persoon in plaats van het standpunt dat hij verdedigt. Voorbeeld: “Hoe kun je mij nou kwalijk nemen dat ik lieg. Jij hebt zo vaak gelogen in je leven.” Of: “Hoe kan ik iemand zonder diploma serieus nemen over onze bedrijfsvoering? Haal eerst maar eens je papieren.” Beide persoonlijke aanvallen zijn niet relevant voor de echte issues. Ook zonder diploma kun je goede argumenten hebben, en dat jij vroeger gelogen hebt, betekent niet dat je haar dáár nu niet kunt aanspreken.

Irrelevante bijzaak tot hoofdzaak maken
Jij vraagt aan een collega of ze jou kan steunen met een project dat jou boven de pet gaat. Haar antwoord: “Ik dacht dat jij juist zo veel waarde hechtte aan onafhankelijkheid en alles zelf wilde oplossen?” Zelfs als zou je ooit zoiets gezegd hebben, haar antwoord is niet relevant voor de vraag die je haar nu stelt. Een ander voorbeeld: “Hoezo ben je niet blij met onze samenwerking? Je hebt er zelf voor gekozen om met mij te werken? Dat is jouw eigen schuld.” Dat jij ooit jullie samenwerking hebt geïnitieerd betekent niet dat jij daar nu geen kritiek op mag hebben.

Oneerlijk gebruik van de drogredenen
Zoals je misschien al opgemerkt hebt, zijn drogredenen lastig onder te verdelen. Het vereist een heldere geest om ze goed uit te elkaar te halen. De meeste drogredenen hebben bovendien overlap met elkaar. De uitspraak “Jouw kritiek op mij laat alleen maar zien hoe kleinzielig en seksistisch je bent” kan je zien als een persoonlijke aanval, een non sequitur en een beroep op emotie. Ervaren publieke debatteerders en politici met kennis van drogredenen bestempelen de uitspraken van hun tegenstander te pas en te onpas tot drogreden om hen onderuit te halen en het publiek te beïnvloeden. Een relatief valide vergelijking wordt meteen tot valse vergelijking gebombardeerd. Het aanhalen van relevante werkervaring wordt als onterecht beroep op autoriteit gezien. Het eerlijk aankaarten van problemen binnen een bevolkingsgroep wordt van de hand gedaan als discriminatie (overhaaste generalisatie). Goed statistisch onderzoek kan bij dit soort discussies een eerlijke leidraad zijn. Cijfers liegen niet (als ze tenminste statistisch verantwoord zijn verzameld).

Waarom gebruiken mensen drogredenen?
Meestal omdat ze willen dat iets waar is of anderen willen laten denken dat het waar is. Hierin laten zich de verschillen tussen geloof en wetenschap goed zien. Wetenschap is intrinsiek ontworpen als tegengif voor wensdenken, drogredenen en vooroordelen. Als er (nog) geen antwoorden voorhanden dan stelt wetenschap harde conclusies uit. Geloof daarentegen is gemaakt om ondanks de feiten of een gebrek aan bewijs zichzelf in stand te houden. Drogredenen zijn daarvoor essentieel.

eKudos Nu Jij

De stille kracht van meditatie

Mediteren wordt nogal eens gezien als een geitenwollensokken-activiteit voor overspannen moeders en mensen die anderszins met de ziel onder hun arm lopen (en denken dat Oosterse spiritualiteit daar een oplossing voor heeft). Wie anders verdoet vrijwillig tijd met stilzitten, terwijl je ook luiers kunt verschonen of autovelgen kunt poetsen?

Mensen die zoeken naar de Diepere Lagen des Levens (en/of verlichting van hun mentale ruis) staan vaak open voor ‘zweverige’ onderwerpen. Er bestaan nogal wat controversiële randgebieden die verklaringen en hoop bieden waar de wetenschap dat vooralsnog nalaat. Je zou meditatie zweverig, spiritueel of zelfs religieus kunnen noemen, maar laat ons vandaag niet twisten over woorden. We kunnen het onderwerp meditatie ook wetenschappelijk belichten, ontkoppeld van haar boeddhistische achtergrond en termen als ‘reïncarnatie’, ‘verlichting’ en ‘hogere Zelf’. We hebben die niet nodig om het nut ervan te kunnen vaststellen. Wetenschappelijk gezien is het inmiddels duidelijk: meditatie is goed voor bijna alles. Net als slapen, gezond eten en lopen.

Ja, echt. Mensen die leren aandacht voor het hier en nu te hebben doen zich zichzelf veel goeds. Dertig jaar onderzoek naar mensen die regelmatig mediteren laat zien dat het ze stukken minder neurotisch, gestresst en angstig maakt. En dus gelukkiger. De voordelen zijn mentaal en lichamelijk. Voor zowel spirituele mensen als hun tegenhangers. Op verschillende gebieden: sport, werk, relaties, liefde, creativiteit. Voor een ‘activiteit’ die de meesten als ‘nutteloos en oersaai’ terzijde zouden schuiven is het effect gerust verbazingwekkend te noemen.

Hoe kan stilzitten zo’n krachtig effect hebben? Het is minder mysterieus dan het lijkt. Het gaat over het stillen van je brein. Wij zijn in zekere zin allemaal namelijk knetterknots (zonder het door te hebben) en meditatie blijkt daar een prima medicijn voor. Als we iemand op straat tegen zichzelf horen praten vermoeden we dat deze persoon geestelijk ziek is. Daarom houden wijzelf de kaken stijf op elkaar. We willen niet voor gek versleten worden. We zijn sociaal aangepast, maar ondertussen kakelen wij binnensmonds wel onophoudelijk tegen onszelf. De hele dag door, slechts onderbroken door een slaapje. We mijmeren continu over wat gebeurd is, wat we moeten doen en wat we liever zouden doen. Het vreemde is dat we (meestal) geeneens door hebben dat we het doen. Het is een automatisme waar we blind voor zijn.

Vraag je jezelf nooit eens af: tegen wie praat ik eigenlijk? Wie praat met wie? En waarom die eindeloze herhalingen van precies dezelfde gedachten en uitspraken, en bijbehorende gevoelens. We zijn zo gewend aan die gedachtestroom, dat het aanvankelijk lastig is dit te herkennen, laat staan te veranderen. Nog minder beseffen we hoe ons geestelijk lijden hierdoor wordt gecreëerd en in stand word gehouden. We weten niet eens dat dit ons ongelukkig maakt.

Onderzoeker Matt Killingsworth maakte een app om te ontdekken wanneer precies mensen op hun gelukkigst zijn. Telkens als een piep afging rapporteerden proefpersonen wat ze deden, hoe gelukkig ze waren en waar ze aan dachten. De resultaten verbaasden hem. Het maakt weinig uit wat je doet, als je je aandacht er maar bij hebt. Geluk is vooral een ‘hier en nu’-ding, onafhankelijk van de bezigheid. Of het nou afwassen, eten of seksen is. Als we in gedachten verzinken, gaat de aandacht al snel naar onplezierige zaken. Zorgen, angsten, twijfels, over wat we missen of wat er mis zou kunnen gaan. We denken obsessief na over gelukkig zijn in de toekomst en vergeten om daadwerkelijk gelukkig te zijn.

Natuurlijk, het zou onnozel zijn om het denken zelf te bagatelliseren. Lineair en logisch denken is essentieel. Het is nodig om te plannen, relaties te onderhouden, een huis te bouwen, wetenschap te bedrijven en mensen te opereren. Dat staat buiten kijf. Maar de vereenzelviging met die onophoudelijke gedachtestroom – zonder die te herkennen als losse, vluchtige verschijningen in je bewustzijn – is de bron van psychisch leed en verwarring. We hebben ten onrechte het gevoel dat wij die babbelkous in ons hoofd zijn. Meditatie is een manier om die (bij tijd en wijle neurotische, veroordelende) spookfiguur in je hoofd minder serieus te nemen: een oefening in geduld om hem te negeren. Op een gegeven moment houdt ie gewoon zijn mond als hem niks gevraagd wordt. Dat voelt als pure vrijheid.

Het loont daarom aandacht te trainen en te doorzien hoezeer je geleefd wordt door die mallemolen van gedachten. In zekere zin leert meditatie om je ervan te onthechten. Niet door je gedachten en gevoelens als indringers te veroordelen, maar om de vluchtigheid en onechtheid ervan te zien. En denk niet dat dit je onverschillig of ongevoelig maakt. Integendeel, een gestild brein is juist erg wakker. De verhoogde alertheid maakt dat je weer oog krijgt voor je omgeving (in plaats van je innerlijke spoken) en daar een rechtstreekse connectie mee krijgt. Dit verklaart waarschijnlijk ook waarom ouderen die omwille van de wetenschap leerden mediteren zich naar verloop van tijd minder eenzaam voelden.

De positieve effecten van meditatie kunnen hersenonderzoekers, middels hersenscans, direct in het brein terugzien. Als de oppervlakkige ruis in je brein tot rust komt, is je brein op andere vlakken juist heel actief. Tijdens meditatie synchroniseren de hersenen hun activiteit en werken afzonderlijke delen beter samen. De overactiviteit in sommige delen (die wij ervaren als piekeren of angst) neemt af, andere hersengebieden, geassocieerd met medeleven, geluk en creativiteit, nemen juist in activiteit toe. Net zoals je je spieren kunt trainen, geldt dat ook voor je brein. Regelmatig mediteren verandert de structuur van je hersenen. De effecten laten zich al na een paar dagen oefening zien, maar voor een echt duurzaam effect is tijd nodig. Net als bij elke andere vaardigheid vraagt het oefening en doorzettingsvermogen voordat meditatie een gewoonte wordt en fijn voelt.

Wil je leren mediteren? Veel heb je niet nodig.

Zoek een rustige plek, waarvan je weet dat je niet gestoord wordt, en ga met rechte rug in een comfortabele houding zitten. Gebruik een stopwatch (5-30 minuten) of zoek een geschikte begeleide mediatie op youtube of hier.

Sluit je ogen, adem een paar keer diep in en kom in het hier en nu. Luister naar de geluiden om je heen en voel de sensaties in je lichaam.

Probeer nu zonder harde dwang je aandacht bij het in en uitgaan van je adem te houden. Laat je adem zo natuurlijk mogelijk zijn gaan gaan. Voel hoe de adem vanzelf je neusvleugels binnenkomt en je abdomen heen en weer beweegt. Je hoeft er alleen maar op te letten.

Elke keer dat je merkt dat je gedachten afdwalen richt je je aandacht weer op je adem. En opnieuw. En opnieuw. Totdat de stopwatch afgaat of de begeleide mediatie afloopt.

Terwijl je je aandacht richt op je adem zul je merken hoe geluiden, gedachten, sensaties, gevoelens, beelden in en uit je bewustzijn komen.

In het begin is het fijn en nuttig om begeleide meditaties te doen. Je kunt er hier alvast een paar uitproberen.

eKudos Nu Jij

Hoe onderzoek naar telepathie de liefde verandert

Psycholoog James Laird vroeg ooit een aantal mensen mee te doen aan een onderzoek naar telepathie. Telkens moesten een man en een vrouw elkaar lang en diep in de ogen kijken om te raden wat de ander dacht. Dat klinkt bij voorbaat al vrij kansloos, aangezien dit omwille van de wetenschap al vaker is geprobeerd, zonder enig resultaat. En inderdaad, na het zorgvuldig analyseren van de resultaten bleek voor de zoveelste keer geen bewijs voor bovennatuurlijke krachten. Dat blijft jammer. Toch was dit specifieke experiment meer dan geslaagd.

Laird onderzocht namelijk iets anders. Hij wilde weten of mensen die elkaar lang in de ogen kijken zoals geliefden dat doen ook iets van de bijbehorende aantrekking en verliefdheid meekrijgen. Zijn hypothese bleek wonderwel te kloppen. Bijna alle proefpersonen kregen speciale gevoelens voor hun telepathische partners. Die varieerden van lichte verliefdheid tot diepe affectie. Dit onderzoek verraadt een belangrijk principe van de menselijke geest: wat we doen is vaak bepalender voor ons gevoel dan wat we denken.

Ons brein negeert dit haast onbenullige inzicht meestal. We zijn namelijk zo gewend dat ons gedrag en gevoel in een specifieke en vaste volgorde verschijnen, dat we blind lijken voor situaties waarin het andersom is. We lachen nadat we een leuke grap horen. We dansen als we lekkere muziek horen. We raken gestresst wanneer we overvolle agenda’s openslaan. We denken na over oplossingen als we een probleem ervaren. Via de schijnbare Orde der Dingen menen we ook te kunnen voorspellen hoe we ons in toekomstige situaties zullen voelen. Wanneer we ons klote voelen, proberen we de vermeende oorzaken ervan te achterhalen om zo snel mogelijk weer gelukkig te zijn. We denken bijvoorbeeld: ‘Als ik weer seks heb, voel ik me weer gewaardeerd.’ Of: ‘Eerst mijn zelfvertrouwen en spieren opkrikken, dan komt die vriendin vanzelf wel.’

Onderzoek laat zien dat we zo’n 30-50 % van onze tijd verdoen aan nadenken over andere dingen dan waar we op dat moment mee bezig zijn. We hebben het hier niet over constructief, oplossingsgericht denken om tot actie te komen, we hebben het over dagdromen, tobben en cirkeltjesdenken. Over alles wat mis is, of mis kan gaan. Over deadlines, gemiste kansen, vluchtige ontmoetingen, schuldvragen, kapotte auto’s, vervelende conversaties en gemaakte fouten. Waarom pijnigen we onszelf zo? Om in de toekomst gelukkig te kunnen zijn natuurlijk. We veronderstellen dat erover nadenken ons uiteindelijk naar verlossing zal leiden. We vermoeden dat wanneer we de problemen in ons hoofd oplossen en onze gedachten ordenen, dat wij ons beter zullen voelen. In de praktijk kunnen echte piekeraars soms uren, dagen, nee maanden en zelfs jaren tobben zonder dat er structurele verbeteringen in hun gevoelsleven plaatsvindt. Piekeraars eindigen vaak doodmoe bij een therapeut op de bank. Zij nemen hun gedachten veel te serieus. En dat doen we in meer of mindere mate allemaal.

Als het om geluk, liefde en succes gaat overschatten wij systematisch het nut van ons denken en onderschatten we het effect van de context waarin we ons bevinden en het gedrag dat we daarin uitvoeren. We beseffen vaak onvoldoende hoe onze subjectieve beleving achter de schermen van ons bewustzijn tot stand komt. Die wordt namelijk veel meer gebouwd door de ‘toevallige’ omstandigheden van het moment dan we ons realiseren.

Een paar voorbeelden over de invloed van gedrag en contect uit onderzoek naar geluk:

Een sterke of dominante houding aannemen – voeten op je bureau, breed staan, rug recht, handen in je zij of armen over elkaar – geeft meteen een zelfverzekerder gevoel. Door alleen al je spieren aan te spannen, kweek je meer wilskracht om vervelende taakjes gedaan te krijgen. Dat geldt ook voor rechtop zitten. Mensen die tijdens een dieet gevraagd wordt om hun vuisten te ballen als ze iets lekkers gepresenteerd krijgen, vallen meer af dan mensen die dat niet doen. Een potlood tussen je tanden doen maakt je gelukkiger. Het stimuleert je lachspieren en je hersenen maken er de bijbehorende geluksstoffen bij aan. Je lacht niet omdat je je blij voelt. Je voelt je blij, omdat je lacht. (Bron.)

Over naar het domein van de romantiek:

Je vindt een toevallige passant aantrekkelijker als je die tegenkomt op een hangbrug dan op het trottoir. Verklaring? Je hartslag is boven op de brug sneller en dat versterkt de aantrekkingskracht. Daarom ook kun je op een eerste date beter in de botsautootjes gaan dan een suffe romantische film kijken. Als je wilt dat een vrouw warm van je wordt, dan kun je haar beter een kopje warme thee schenken dan koude frisdrank. De fysieke warmte wordt deels vertaald naar een soort persoonlijke warmte. Ook broodbaklucht, zwoele muziek, rode kledingstukken, grote pupillen, toevallige aanrakingen, horrorfilms, bloemengeuren en ongemakkelijke momenten blijken de hersenen ontvankelijker te maken voor liefde. In sommige gevallen gaat dit om echt grote effecten. In onderzoek naar verleiding- en verkooppraatjes waarbij het enige verschil een schijnbaar vriendschappelijke aanraking op de schouder was, hadden de casanova’s en verkopers (M/V) een derde tot de helft meer succes. Je wordt verleid door je onderbewuste zonder het te weten.

Ook langdurige liefde werkt volgens dit soort onbewuste patronen.

Partners die samen iets spannends doormaken – zoals omwille van de wetenschap aan elkaar vastgetapet door een grote betonnen buis kruipen of meedoen aan een danscompetitie – blijken achteraf een stuk meer verliefd dan de stelletjes die uit eten gaan of een ontspannen cruisetochtje maken. Alles wat het lichaam opwindt, helpt ook liefde stromen. Samen uit de comfortzone gaan is goed voor de relatie. De roes van het avontuur versmelt zich met de band die je voor elkaar voelt. Bovendien wordt die band intenser omdat je elkaar moet helpen en vertrouwen. Dat schept een mooie gelegenheid om elkaar opnieuw het hof te maken. Oude romantische rolpatronen worden zo opnieuw geactiveerd. (Bron.)

Kortom, de wereld is minder logisch dan hoe wij haar ervaren. Laird laat dat met zijn onderzoek mooi zien. Ons onderbewuste maakt onophoudelijk een intuïtieve optelsom van alle prikkels die het krijgt en wordt daarbij beïnvloedt door grilligheden in het hier en nu die wij domweg niet opmerken. Ons brein blijkt daarbij erg slecht te discrimineren tussen waarheid en fantasie; oorzaak en gevolg: emoties en lichamelijke sensaties; verleden, heden en toekomst. Die worden op een hoop gegooid. Wij vertalen die ongedifferentieerde boodschappen van ons onderbewuste achteraf in de verklaring die ons het meest aannemelijk lijkt. Zonder er ooit achter te komen of we het wel bij het rechte eind hebben. Dat maakt vaak ook niet zoveel uit.

Een ding kun je aannemen: wanneer je gelukkiger wilt worden kun je het nadenken en filosoferen daarover beter uitbesteden aan vakidioten zoals mij. Erover denken leidt vooral tot nog meer denken. Als je jouw stemming en die van de mensen om je heen wilt beïnvloeden is er weinig beter dan weerstand overwinnen en te sporten, lachen, dansen en lief te hebben. Wie doet alsof de wereld vol liefde en geluk is, treft die namelijk veel vaker.

Dit artikel is een bewerking van een hoofdstukje uit het boek Liefde in tijden van Facebook.

eKudos Nu Jij

Waar werken de meeste en minste psychopaten?

Eerst een misverstand uit de weg ruimen. Psychopaten zijn niet per se mensen die jou het liefst met een kettingzaag bewerken om je daarna als avondeten te serveren. Psychopaten hebben wel karaktertrekken die zulk gedrag makkelijker maken. Psychopathie is een persoonlijkheidsstoornis (anti-sociale persoonlijkheidsstoornis) bestaande uit (een aantal van) de volgende eigenschappen: oppervlakkige emoties, weinig angst, stressbestendig, heel weinig empathie, gebrek aan schuld en spijtgevoelens, egocentrisch, oppervlakkig karakter, manipulatief, onverantwoordelijk, impulsief en antisociale gedragingen zoals een parasitische levensstijl en criminaliteit. Op hersenscans is goed te zien deze onderkoelde kikkers met veel minder medeleven op pijn reageren als ‘gezonde’ mensen. Het doet ze gewoon niet zoveel te merken dat een ander lijdt.

Dat te hebben gezegd, wat zijn de beroepen/werkvelden waar mensen het hoogst scoren op de psychopathie-ladder? Een toptien:
1. Directeur
2. Advocaat
3. Media (tv/radio)
4. Verkoper
5. Chirurg
6. Journalist
7. Politieagent
8. Kerkelijke
9. Chefkok
10. Ambtenaar

Beroepen met de minste psychopatie:
1. Sociaal hulpverlener
2. Verpleger
3. Psychotherapeut
4. Handwerker/ambachtsman
5. Schoonheidsspecialist/stylist
6. Ontwikkelingshelper
7. Leraar
8. Kunstenaar
9. Huisarts
10. Accountant

Waarom komt in onderste beroepen minder psychopathie voor dan in onderste? Ze vereisen een menselijke connectie en medeleven. Deze banen bieden daarnaast geen financiële voordelen, bijzondere status of macht. Beroepen als verpleger of leraar zijn niet bepaald een trekpleister voor mensen die weinig op hebben met menselijk lijden of anderen graag willen helpen. Eerstgenoemde banen weer wel: het zijn beroepen waar deze mensen hun macht kunnen uitoefenen, hun egocentrische levensstijl kunnen uitbuiten en zich minder hoeven te laten leiden door de gevoelens van anderen. Deze beroepen vragen daarnaast vaak om een koele benadering en rationele, klinische beslissingen. Mensen die empathisch, bangig of stressgevoelig zijn voelen zich van nature niet door dit soort banen aangetrokken. ‘Psychopathische’ persoonlijkheden zijn voor onze maatschappij overigens niet alleen maar slecht en ongewenst. We hebben dit soort mensen in sommige situaties nodig. Je kunt bijvoorbeeld maar beter een taakgerichte, empathieloze chirurg hebben dan eentje die gespannen raakt als ie pijn, bloed of vrees bespeurt.

Maar de chefkok in de top tien? Tja, nu je het zegt.

Via Bakadesuyo

eKudos Nu Jij