Hoe verschillend zijn mannen en vrouwen nou echt?


‘Het grootste verschil tussen mannen en vrouwen is dat mannen gekken zijn en vrouwen idioten.’ Rebecca West

‘De haan kraait, maar de hen legt het ei.’ Margaret Thatcher, politicus

In de loop der jaren ben ik vaak geïnterviewd over verschillen tussen mannen en vrouwen. Waarom ze zo anders omgaan met ruzie, geld, sport, humor, seks, competitie, angst, vreemdgaan… verzin het maar. Een onuitputtelijk onderwerp voor vrouwenbladen, en uiteindelijk bijna altijd een bron van ergernis voor mezelf. Hoe genuanceerd ik mezelf ook uitdrukte, als ik het artikel teruglas, kwam ik bijna altijd tevoorschijn als clichématige seksist. Dat zegt meer over (naar goedkope sensatie zoekende) journalisten dan over mij. Voor een interview in Linda magazine, waarbij ik om een of andere duistere reden als een maffiabaas in pak werd gefotografeerd, liet mij iets zeggen als: ‘Vrouwen zijn zeikmutsen.’ Dit uit de duim gezogen citaat stond nota bene als kop bij het artikel. Het was de eerste keer dat ik na een interview zowel haatmail als romantische koffieverzoeken kreeg. De enige vrouw met wie ik vervolgens koffie dronk, vond mij te ‘afwezig’ voor een vervolgdate. Ook was ik kleiner dan de foto suggereerde. Geeft niks, de desinteresse was wederzijds. Ik vond haar een zeikmuts en was volledig sufgepraat. Dat terzijde. Misschien kan ik – in mijn eigen boek – eindelijk verwoorden hoe ik nu echt over deze heikele kwestie denk: hoe verschillend zijn mannen en vrouwen nu echt? En komen vrouwen en mannen van verschillende planeten (zoals het zoetsappige excuus van een psycholoog John Gray ooit beweerde in zijn jaloersmakende bestseller Mannen komen Mars, Vrouwen van Venus)? En zo ja, zijn die verschillen aangeboren of aangeleerd?

Om antwoord op de vraag te geven ontkom ik er helaas niet aan om de evolutietheorie erbij te halen. Bijna alle biodiversiteit op deze planeet is het resultaat van seks. Heel veel seks. Grof gezegd: niet een God heeft de wereld zorgvuldig uitgedacht, wat je ziet is vrij toevallig bij elkaar geneukt. Door organismen die zich op mysterieuze manier tot elkaar aangetrokken voelen om genen uit te wisselen. Waarom zou zoiets nuttig zijn? Als je de genen van twee wezens mengt, behoud je hopelijk het beste van twee werelden en ontwikkel je nageslacht dat beter bestand is tegen de wreedheden van het leven, zoals parasieten, virussen, slangen, hongerwinters en overstromingen. De evolutietheorie stelt ook dat ons voornaamste levensdoel is ingebakken: genen doorgeven. Ons leven staat daarom – onbewust of bewust – in het teken van trefzekere seks. Dat wij dit tegenwoordig liefde noemen, maakt de natuur geen zier uit. Als iets de voortplanting (lees: seks) niet in de weg staat of het juist stimuleert, dan vindt Moeder Natuur het prima. Veel misverstanden en ergernissen tussen mannen en vrouwen zijn terug te voeren op het feit dat ze evolutionair gezien andere belangen hebben. Omdat seks voor de vrouw van oudsher nogal dramatische gevolgen kan hebben – negen maanden zwangerschap en een kleine huilebalk – zal ze van nature selectiever zijn, en op andere zaken in een potentiële partner letten dan een man. Een slimme vrouw kan haar pijlen beter richten op een stabiele, betrouwbare man die zijn schaapjes op het droge heeft en lief doet tegen haar Jack Russeltje. Zo’n man kan en wil waarschijnlijk beter voor een eventueel gezin zorgen. De man heeft iets andere belangen. Om te zorgen dat zijn genen overleven is het nuttig z’n zaad bij een vruchtbare (lees: jonge) vrouw te deponeren en – als hij ermee wegkomt – de truc bij meerdere vrouwen te herhalen. Deze karikaturale versimpeling van de evolutieleer zien we in de werkelijkheid terug wanneer een bloedmooie, jonge vrouw verkering heeft met een rijke, afgeleefde zakenman die vreemdgaat. Ondanks alle emancipatie van de afgelopen eeuw, zit er statistisch gezien nog steeds een kern van waarheid in deze karikaturale schets van de liefde. Onderzoek laat zien dat moderne vrouwen op datingsites meer dan mannen letten op (sociale) status, inkomen, opleiding en beroep van hun potentiële partners. Het is een eerste garantie dat een man zich kan focussen en binden op de lange termijn, en dat je wat aan hem hebt. Het verklaart ook waarom veel vrouwen (45 procent) precies dezelfde man aantrekkelijker vinden wanneer ze horen dat hij al bezet is. Ook dat is een garantie dat hij deugt: hij is immers al goedgekeurd door een andere vrouw. Mannen letten weer iets meer op schoonheid en tekenen van jeugdigheid bij hun partners. Daarbij hebben ze meer drang tot seks met verschillende partners en zijn ze minder veeleisend in hun seksuele encounters. Aan de andere kant is voor de gemiddelde vrouw een stuk makkelijker een seksueel avontuur te krijgen: in de praktijk gaan – hoe kan het anders – mannen en vrouwen dus ongeveer even vaak van bil, alleen hebben mannen de neiging het aantal veroveringen te overdrijven, terwijl vrouwen het downplayen. Ook gaan ze even vaak vreemd.

Postmoderne social justice warriors en feministen beweren dat verschillen tussen mannen en vrouwen door het Patriarchaat (de bezitters van een meestal spierwitte penis) zijn opgelegd en dat zelfs geslacht een sociaal construct is. Er is daarom in de LBTG-gemeenschap een strijd gaande om mensen zelf te laten bepalen tot welk geslacht ze willen behoren. Inmiddels zijn er zo’n 63 verschillende voornaamwoorden verzonnen. Tja, misschien ouderwets, maar het klinkt voor mij als het gewauwel van dit kaliber:

Postmodernist: ‘De werkelijkheid bestaat niet. Iedereen creëert zijn eigen werkelijkheid.’
Non-postmodernist: Geloof je dat echt?’
Postmodernist: ‘Jazeker, dat is mijn werkelijkheid.’
Non-postmodernist: ‘Dan heb je er vast geen bezwaar tegen dat ik je van de trap duw.’

Het is weinig meer dan een verwarrend woordspelletje. Laten we er niet te veel woorden aan vuil maken: biologisch gezien heb je mannen, vrouwen en hermafrodieten. Die laatsten worden ook wel interseksuelen genoemd en hebben zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken, bijvoorbeeld teelballen én eierstokken. Ook zijn er mensen zijn die het idee hebben in het verkeerde lichaam zitten, en daarom van geslacht willen veranderen, maar zolang ze mannelijke geslachtskenmerken hebben zijn ze biologisch gezien nog steeds een man (die zich vrouw voelen). Net als de zwaartekracht is je geslacht een gegeven, en het hebben van het ene of het andere geslacht gaat gepaard met een ietwat verschillende programmering, zowel biologisch als opvoedkundig. Hoewel die programmering zowel genetisch en opvoedkundig valt te verklaren is het vooralsnog lastig duidelijke conclusies te trekken over de vraag in hoeverre de hersenen van mannen en vrouwen, en dus hun intellectuele capaciteiten, echt verschillen.

Sommige moderne feministen zijn bang dat de nadruk op de biologische verschillen maatschappelijke misstanden (ten nadele van vrouwen) in stand houden. Ze zien dat als hét excuus dat seksisten nodig hebben om die patriarchale status quo overeind te houden. Vrouwen horen thuis achter het aanrecht of in het verpleeghuis, mannen mogen het echte werk opknappen en moeten de wereld regeren. Ik denk dat het vooral nuttig is de verschillen wetenschappelijk te onderzoeken, want de waarheid is behalve gewoon waar, meestal ook bevrijdend. Nu kapen zowel feministen als seksisten de discussie met hun eigen vooroordelen en fabels. Alleen goede wetenschappelijke onderzoeken kunnen dit soort discussies slechten: daarna kunnen we onderzoeken wat de beste manier is om met de feiten om te gaan. En stel dat veel verschillen inderdaad ook deels genetisch te verklaren zijn: dat zegt nog steeds niet zoveel over het eerstvolgende mannetjes- of vrouwtjesindividu dat je straks in de supermarkt tegenkomt. Karakterverschillen binnen een willekeurige groep vrouwen zullen groter zijn dan de gemiddelde verschillen tussen een groepje mannen en vrouwen. Statistiek gaat vaak over kleine gemiddelde verschillen tussen groepen en zegt dus niets

Terug naar de wetenschap: mannen en vrouwen hebben – God zij geprezen – verschillende lichamen, maar hebben ze ook verschillende breinen? Dat er fysieke verschillen zijn is overduidelijk (kracht, lengte, vorm, stem, botstructuur) maar in hoeverre die M/V-verschillen ook gelden voor de menselijke psyche is nog altijd een serieus onderwerp van debat. Onderzoek naar mannen- en vrouwenhersenen laten weliswaar (kleine) verschillen in hersenstructuur en cognitieve vaardigheden zien, maar het is onduidelijk in hoeverre die verschillen aangeleerd of aangeboren zijn. Onze hersenen zijn namelijk plastischer dan voorheen werd aangenomen. Taxichauffeurs hebben hierom bijvoorbeeld een vergroot achterste deel van hun hippocampus (belangrijk voor geheugen en navigatie), wanneer dit vergeleken werd met niet-taxichauffeurs van dezelfde leeftijd, geslacht en educatie. Daarbij bleek ook dat hoe langer iemand taxi reed, hoe groter diens hippocampus. De menselijke geest is een selffulfilling prophecy-apparaat en mannetjesbaby’tjes worden vanaf de dag dat ze het levenslicht zien anders behandeld dan vrouwtjesbaby’s. Deze jarenlange conditionering laat zich – net zoals andere aspecten van de opvoeding – uiteraard ook in de volwassen hersenen gelden. Je wordt psychisch gezien ten dele wat je doet. De hersenen van een kind met een intellectuele opvoeding zullen daardoor verschillen van een kind dat vooral een sportieve, fysieke opvoeding krijgt. Maar die verschillen kunnen uiteraard hoogstens binnen een kleine marge variëren.

En er zijn genoeg aanwijzingen dat er al voor en net na de geboorte enige genetische verschillen tussen mannen en vrouwen zijn: meisjesbaby’s huilen eerder, zijn eerder bang in het donker, kijken langer naar gezichten, terwijl jongensbaby’s meer interesse in apparaten vertonen. Het is lastig deze verschillen alleen aan socialisering te wijten, want sommige van deze verschillen worden al een paar uur na de geboorte waargenomen. Andere bewijzen zijn dat er bepaalde lichamelijke en geestelijke aandoeningen genetisch meer gelinkt zijn aan de ene of de andere sekse. Vrouwen hebben meer last van bepaalde psychische klachten, zoals depressies, eetstoornissen, paniekaanvallen en fobieën en auto-immuunziekten, zoals MS, reuma en chronisch vermoeidheidssyndroom. Mannen hebben vaker last van beroerten en hartaanvallen en geestelijke klachten als Parkinson, autisme, ADHD, dyslexie en drugs en alcoholverslaving. Hoe kun je dat aanleren?

Omdat grote verschillen tussen mannen en vrouwen pas ontstaan rond de puberteit, kun je een deel van de verschillen veilig aan geslachtshormonen toeschrijven (zoals het ‘mannelijke’ hormoon testosteron en het vrouwelijke hormoon ‘oestrogeen’). In de puberteit maakt een mannenlichaam zo’n tien keer zoveel testosteron aan als een vrouwenlichaam, en vouwen maken meer oestrogeen aan. Deze hormonen – die heel sterk met andere hormonen interacteren – katalyseren behalve allerlei fysieke veranderingen, ook complexe veranderingen in verlangens, gevoelens en gedrag. Testosteron stimuleert het beloningsgebied in de hersenen en kan verklaren waarom mannen meer risico nemen en competitiever zijn dan vrouwen. En oestrogeen – vooral in combinatie met het knuffelhormoon oxytocine – heeft een groot effect op sociale relaties. Dit kan helpen verklaren waarom mannen iets taak- en resultaatgerichter zijn, en vrouwen iets empathischer en meer op relaties zijn gericht en iets beter kunnen multitasken. Misschien is dit ook een erfenis uit het jager-verzamelaarstijdperk waarin mannen soms dagenlang op jacht gingen, terwijl vrouwen ondertussen op het thuisfront moesten zorgen dat het er geolied aan toeging.

Kortom, er bestaan (zichtbare en onzichtbare) verschillen tussen mannen en vrouwen, maar die worden door culturele verwachtingspatronen en jarenlange conditionering mogelijk wel flink gestuurd. Duidelijk is ook dat mannen en vrouwen van oudsher iets andere belangen in de liefde hebben, maar door toenemende emancipatie en veranderde verwachtingen van mannen en vrouwen, lijkt het erop dat mannen en vrouwen steeds meer op elkaar zijn gaan lijken. Althans dat is de voorzichtige conclusie die sommige evolutiebiologen trekken. In vragenlijsten over bijvoorbeeld status, prestige en zorgzaamheid kun je nauwelijks bepalen of een man of een vrouw die heeft ingevuld, zo bleek uit onderzoek in zeventig landen. En uit enquêtes over liefde blijkt dat mannen en vrouwen helemaal niet zo verschillend in wat ze van elkaar willen. Als je tegenwoordig aan een willekeurige groep westerse mannen en vrouwen vraagt wat ze in een partner zoeken dan staan vertrouwen en begrip bij allebei op een grote nummer één, boven een mooi uiterlijk, veel geld, goede seks of een bijzondere status. Mensen zoeken uiteindelijk vooral herkenning en begrip in een ander, een maatje bij wie ze zich thuis voelen. Een partner die ze kunnen vertrouwen en die er door dik en dun zal zijn. Natuurlijk, zonder die wederzijdse klik of lichamelijke aantrekking zal er niet veel gebeuren, maar in de praktijk blijkt dat meer te maken te hebben met het creëren van een leuke band dan met een kille evolutionaire onderhandeling.

Tussentijdse conclusie: hoewel verschillen tussen mannen en vrouwen vaak interessant zijn en meer opvallen, zijn de overeenkomsten nog altijd talrijker. Vrouwen en mannen komen niet van verschillende planeten, John Gray is een zwamneus met een goed ontwikkeld commercieel instinct. Onderzoek laat ook zien: voor een duurzame band helpt het als je voldoende op elkaar lijkt. Zoek dus vooral een partner die van dezelfde planeet lijkt te komen en die makkelijk mengt met de rest van je leven. Mensen die op elkaar lijken, hebben over het algemeen minder communicatieproblemen, hoeven zich minder aan elkaar te passen en hebben meer voor elkaar over. Dat geeft bevredigender relaties. Kortom: er is hoop voor de mensenliefde.

eKudos Nu Jij

Post a comment